28 mrt 2023
Hanwha tegen LONGi NL: inbreuk op het octrooi?
Rechtbank Rotterdam 28 maart 2023, IEF 21331; ECLI:NL:RBROT:2023:2715 (Hanwha tegen LONGi NL) Hanwha stelt dat LONGi NL inbreuk heeft gemaakt op hun octrooi en daarom onrechtmatig heeft gehandeld. Hanwha baseert dit onder andere op facturen en processen-verbaal van bewijsbeslag. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat enkel op basis van de facturen niet kan worden aangenomen dat LONGi NL inbreuk heeft gemaakt op het octrooi. Uit de processen-verbaal lijkt wel te kunnen worden afgeleid dat LONGi NL de rechterlijke verboden heeft overtreden en daarom het octrooi heeft geschonden. Maar omdat Hanwha te weinig concreet heeft gemaakt welke stukken zij wil inzien en er getwijfeld wordt aan de spoedeisendheid, wordt de inzagevordering afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van de in conventie besproken processen-verbaal van de deurwaarder, summierlijk aannemelijk is dat LONGi NL inbreuk op het octrooi heeft gemaakt en dwangsommen heeft verbeurd.
4.5. Hanwha stelt dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 843a Rv in combinatie met artikel 1019a lid 1 Rv. Daartoe betoogt zij dat uit de facturen een vermoeden voortvloeit van inbreuk door LONGi NL op het octrooi en daarmee van (voortgezet) onrechtmatig handelen. Volgens Hanwha wordt dit vermoeden versterkt door de processen-verbaal van het bewijsbeslag, omdat daaruit volgt dat met de in beslag genomen bescheiden kan worden aangetoond dat LONGi NL in strijd met het vonnis en/of arrest heeft gehandeld. Hanwha stelt verder dat op haar de bewijslast van eventuele overtredingen rust.
4.7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat enkel op basis van de facturen die zijn verkregen met het Franse bewijsbeslag niet kan worden aangenomen dat LONGi NL inbreuk op het octrooi heeft gemaakt en daarmee de rechterlijke verboden heeft overtreden. LONGi NL heeft aan de hand van (nadere) stukken namelijk inzichtelijk gemaakt dat alle in de facturen genoemde zonnepanelen voor 3 november 2021 aan Photosol zijn geleverd. Zij heeft voorts gesteld dat de facturen updates zijn van al veel eerder – voor (de betekening van) het vonnis – verstuurde pro-formafacturen.
Het procesdossier van dit kort geding omvat echter meer dan de hiervoor genoemde stukken. Uit de processen-verbaal van de deurwaarder lijkt te kunnen worden afgeleid dat LONGi NL de rechterlijke verboden heeft overtreden. Het relaas van de deurwaarder in die processen-verbaal lijkt er namelijk op neer te komen dat hij relateert waarop is gezocht, dat gekeken is of LONGi NL inbreukmakende producten heeft verkocht, dat (dergelijke) bescheiden zijn aangetroffen en dat deze vervolgens op USB-sticks zijn gezet die in gerechtelijke bewaring zijn gegeven. Dat rechtvaardigt, vooralsnog, het vermoeden dat LONGi NL de rechterlijke verboden heeft overtreden en een inbreuk op het octrooi heeft gemaakt. Dat vermoeden wordt versterkt door de laatste twee alinea’s van het citaat in 2.10., waarin wordt beschreven dat het (aan Hanwha verstrekte) proces-verbaal een gedetailleerd proces-verbaal betreft. Voor volledige duidelijkheid dient de deurwaarder (als getuige) te worden gehoord. Dat verdraagt zich echter niet met het karakter van een kort geding. Daar komt bij dat in dit geval niet wordt voldaan aan het vereiste van bepaalde bescheiden. Hanwha heeft in haar vordering te weinig concreet gemaakt welke stukken zij wenst in te zien. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij, desgevraagd, nog wel geantwoord dat zij afgifte van de vijf in beslag genomen USB-sticks bedoelt. Dat is echter èn niet gevorderd en bovendien is het risico bepaald niet ondenkbaar dat daar meer op staat dan waarvoor beslagverlof verleend is (gelet op eerdere ervaringen met bewijsbeslagen en daarop volgende inzagevorderingen). Hanwha heeft haar vordering ook niet gewijzigd. Daarnaast moet worden getwijfeld aan de spoedeisendheid bij het gevorderde. LONGi NL heeft immers cassatie ingesteld tegen het arrest en voert in de diverse aanhangige procedures tussen partijen, onder andere, een niet-inbreukverweer en het verweer dat het octrooi niet geldig is. Hanwha heeft niet toegelicht waarom zij de uitkomst van, in ieder geval, de cassatieprocedure niet kan afwachten. Dit leidt ertoe dat de inzagevordering wordt afgewezen.
4.16. LONGi NL vordert subsidiair dat het gezamenlijke bedrag op de bankrekening(en) waarop het bankbeslag is gelegd, wordt verlaagd tot € 5.000.000,00. Daartoe betoogt LONGi NL dat het aantal van 13.200 zonnepanelen niet als basis kan dienen voor de begroting van Hanwha’s vordering, omdat op grond van de facturen niet aannemelijk is dat LONGi NL inbreuk op het octrooi heeft gemaakt. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van de in conventie besproken processen-verbaal van de deurwaarder, summierlijk aannemelijk is dat LONGi NL inbreuk op het octrooi heeft gemaakt en dwangsommen heeft verbeurd. Hoewel bij het begroten van de vordering is uitgegaan van het aantal zonnepanelen in de facturen en dat aantal in ieder geval niet juist is, ziet de voorzieningenrechter, gelet op de aannemelijke inbreuk, geen aanleiding voor een herbegroting van de vordering op het bedrag waartoe de in het vonnis opgelegde dwangsom is gemaximeerd. Daartoe wordt als eerste verwezen naar overweging 6.81. van het arrest. Daarin is overwogen dat geen aanleiding bestaat om de dwangsom te maximeren, mede gelet op de omstandigheid dat er serieuze aanwijzingen zijn dat LONGi NL zich door een door de Duitse rechter opgelegd verbod ook niet heeft laten weerhouden haar inbreukmakende handelingen voort te zetten. Of een (hoge) dwangsom onnodig was, zoals LONGi NL stelt, valt nog te bezien, gelet op de serieuze aanwijzingen die ook nu bestaan. Daar komt bij dat het in dit kort geding ontbreekt aan aanknopingspunten voor een andere begroting van de vordering en dat, zoals hiervoor in 4.15. is overwogen, niet aannemelijk is dat het bankbeslag knelt. Dit leidt ertoe dat ook de subsidiaire vordering wordt afgewezen.