Het wapperverbod
Rechtbank ‘s-Gravenhage 27 oktober 2006, rolnr. 273479. Industria Technische Verlichting B.V. tegen P.P.S. Purchasing and Development Services B.V. & Timmermans.
Interessante octrooizaak. Het recht op voorgebruik wordt door de Voorzieningenrechter erkend. Bovendien wordt een nieuwe juridische term geïntroduceerd, namelijk “wapperen” (mededelingen doen omtrent de beweerdelijke Octrooiinbreuk) en het “wapperverbod”.
In 2004 heeft Philips een nieuwe buislamp voor het gebruik in tuinbouwkassen geïntroduceerd. Deze buislamp wordt in oktober 2004 toegestuurd aan vier Nederlandse bedrijven teneinde voor die buislamp geschikte verlichtingsarmaturen te ontwikkelen. Onder deze Nederlandse bedrijven zich ook Industria en een bedrijf waar Timmermans destijds werkzaam was.
Industria is vervolgens begonnen met de ontwikkeling van de Optipar. Op 1 september 2005 heeft Industria een Nederlands octrooi aangevraagd voor de door haar ontwikkelde lamphouder met een prioriteit van 27 april 2005. Op 1 maart 2005 (en dus eerder dan Industria) heeft Timmermans een Nederlands octrooi voor een soortgelijke lamphouder aangevraagd. Op 19 december 2005 heeft Timmermans een tweede Nederlands octrooi aangevraagd at grotendeels overeenstemt met het eerste.
Timmermans heeft in augustus 2005 zakelijke relaties van Industria benaderd en daarbij te kennen gegeven dat Industria met de Optipar inbreuk maakt op de octrooirechten van Timmermans.
Industria vordert in kort geding dat Timmermans zal worden verboden, kort gezegd, haar van octrooi-inbreuk te betichten en ter zake rechtsmaatregelen te nemen. Industria stelt daartoe primair dat de octrooien van Timmermans niet geldig zijn en subsidiair dat zij een recht op voorgebruik als bedoeld in artikel 55 ROW heeft. Immers, Industria was op 1 maart reeds bezig met de ontwikkeling van de Optipar.
Tussen partijen is niet in discussie dat de maatregelen, welke door de Voorzieningenrechter voorshands als wezenlijk voor de octrooien van Timmermans worden aangemerkt, ook worden toegepast in de Optipar.
De summierlijk onderbouwde geldigheidsbezwaren van Industria gaan volgens de Voorzieningenrechter niet op. Het gaat er dus om of Industria zich ter zake van haar Optipar op voorgebruik kan beroepen.
Een aanspraak op een voorgebruiksrecht komt uitsluitend toe aan degene die het product waar de uitvinding in wordt toegepast in of voor zijn bedrijf vervaardigt of toepast. Er dient tenminste een begin van uitvoering te zijn op de dag van indiening van de aanvrage van de uitvinding. Dit brengt met zich dat op dat moment reeds besloten moet zijn dat tot vervaardiging van het product zal worden overgegaan. In deze zaak is als dag van indiening aan te merken 1 maart 2005.
De Voorzieningenrechter komt tot het voorlopige oordeel dat de ontwikkeling van de Optipar voor 1 maart 2005 al ruim het abstracte niveau van een tekening ontstegen was. Er was al meer dan een begin gemaakt met de praktische uitvoering. Voorshands dient er dan ook van uit te worden gegaan dat Industria een recht van voorgebruik toekomt. Ook het gevraagde “wapperverbod” wordt door de Voorzieningenrechter toegewezen.
Lees het vonnis hier.