22 aug 2017
Hof bevestigt octrooiinbreuk sfeerhaarden
Hof Den Haag 22 augustus 2017, IEF 17049; ECLI:NL:GHDHA:2017:2409 (Ruby Decor c.s. tegen Basic Holdings) Octrooirecht. In kort geding werd een verbod op inbreuk op octrooi EP 941 op last van een dwangsom bevolen [IEF 15931]. De voorzieningenrechter stelt vast dat oplegging van een verbod op mogelijke invordering van dwangsommen wegens verhandeling van (gesteld) niet-inbreukmakende sfeerhaarden gevorderd door Ruby Decor c.s. niet mogelijk is [IEF 16179]. Het hof beperkt de beschermingsovang van het octrooi niet tot de uitvoeringsvormen. Het ontbreekt conclusie 1 niet aan inventiviteit. De gegeven uitleg van de conclusie door Ruby Decor is onjuist. Sfeer-haarden van Ruby Decor voldoen aan alle deelkenmerken en maken inbreuk op het octrooi: bekrachtiging vonnis voorzieningenrechter.
4.8 Het standpunt van Ruby Decor dat voor de gemiddelde vakman niet plausibel zou zijn dat de voornoemde technische effecten inderdaad met de geclaimde maatregelen worden bereikt, moet worden verworpen. Iedere onderbouwing voor dat standpunt ontbreekt en is kennelijk gebaseerd op de hiervoor reeds als onjuist beoordeelde veronderstelling dat de gemiddelde vakman niet duidelijk zou zijn welke problemen uit de stand van de techniek worden opgelost en welke technische effecten met de geclaimde maatregelen worden bereikt. Gegeven het tweeledige effect dat met de inrichting volgens het octrooi wordt bereikt – verbeterde simulatie én ontwerpvrijheid – ziet het hof ook geen aanleiding de beschermingsomvang van het octrooi te beperken tot uitvoeringsvormen waarbij van de ontwerpvrijheid gebruik wordt gemaakt door de watercontainer niet onder het openingenbed te plaatsen, zoals door Ruby Decor aangevoerd.
4.15 Voor zover Ruby Decor heeft beoogd te stellen dat inventiviteit van conclusie 1 ontbreekt omdat de onvoldoende rookopbrengst van de inrichting volgens WO 664 eenvoudig ondervangen kan worden door toepassing van niet-inventieve maatregelen zoals een sterkere ventilator al dan niet in combinatie met een zwaardere verdamper, dan faalt die stelling. Daarmee wordt mogelijk een hogere rookopbrengst verkregen, maar die maatregelen leiden niet tot een inrichting volgens het octrooi waarmee niet alleen verbeterde dampopbrengst boven het openingenbed, maar tegelijkertijd ook bovengenoemde ontwerpvrijheid wordt verkregen.
4.17 De slotsom is dat het hof voorshands van oordeel is dat de nietigheidsverweren van Ruby Decor niet slagen en dat er geen serieuze, niet te verwaarlozen kans is dat EP 941 in een bodemprocedure nietig zal worden verklaard.
4.23 Zoals hiervoor (r.o. 4.3-4.4) reeds is overwogen kan naar voorlopig oordeel van het hof de door Ruby Decor gegeven uitleg van conclusie 1 niet als juist worden aanvaard en bestaat geen aanleiding de conclusie anders uit te leggen dan conform de duidelijke bewoordingen ervan. Derhalve is niet relevant waar de damphoudende luchtstroom uitmondt, maar of de van de houder deel uitmakende dampuitlaatpoort zo is aangebracht dat de luchtstromingsweg beneden het openingenbed uitmondt.
4.27 Uit het voorgaande volgt dat het hof voorshands van oordeel is dat de Ruby-sfeerhaarden voldoen aan alle deelkenmerken van conclusie 1 van het octrooi en derhalve daarop inbreuk maken.