16 apr 2024
Uitspraak ingezonden door Benjamin Niemeijer en Marleen van den Horst, La Gro Geelkerken Advocaten.
Hof: octrooi van Galenicum nietig wegens gebrek aan inventiviteit
Hof Den Haag 16 april 2024, IEF 22013; ECLI:NL:GHDHA:2024:882 (Galenicum tegen Insud). Galenicum is een wereldwijd opererende onderneming die onder andere actief is in de farmaceutische sector. Ze is sinds 25 maart 2020 houdster van een Europees octrooi voor ‘Stable pharmaceutical compositions containing sitagliptin in the form of immediate release tablets’, ook wel EP 187. Insud heeft vervolgens vernietiging van het Nederlandse deel van dit octrooi gevorderd. Zij stelt daartoe dat het octrooi nietig is omdat het niet nieuw is, inventiviteit ontbeert, dan wel toegevoegde materie bevat. Er bestaat een ander soortgelijk octrooi dat ziet op directe compressie in plaats van droge granulatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat het octrooi nietig is vanwege gebrek aan inventiviteit, waardoor het Nederlandse deel ervan wordt vernietigd [zie IEF 20505]. Galenicum is aan de hand daarvan in hoger beroep gegaan. Voor het geval dat EP 187 nietig wordt verklaard, heeft Galenicum een hulpverzoek ingediend.
Insud voert onder meer aan dat niet WO 530, maar WO 135 de meest nabij stand van de techniek vormt. De rechtbank is van oordeel dat WO 350 en EP 187 hetzelfde doel en effect hebben en beide zien op een industrieel vervaardigbare tablet. WO 530 beschrijft dus dezelfde kristallijne zoutvorm van sitagliptine en vormt daarmee, anders dan Galenicum stelt, wel de meest nabij stand van de techniek. De rechtbank oordeelt voorts dat EP 187 zoals verleend inventiviteit mist. De slotsom luidt dat de grieven van Galenicum falen en dat EP 187 (het Nederlandse deel), ook zoals beperkt in het hulpverzoek, nietig is wegens het ontbreken van inventiviteit.
5.7. Nu, naar uit het voorgaande volgt, het verschil tussen EP 187 en de meest nabije stand van de techniek (WO 530) geen technisch effect oplevert (stap 3 van de PSA), moet het probleem waarvoor EP 187 een oplossing beoogt (stap 4 van de PSA), worden gezien in het verschaffen van een alternatief voor de (HCl-sitagliptine-)tablet van WO 530, waarbij de oplossing dan is dat de tablet niet door middel van directe compressie maar door middel van droge granulatie wordt vervaardigd. Omdat, afgaande op de door partijen in dit geding verstrekte informatie, droge granulatie een van de drie op de prioriteitsdatum van EP 187 meest toegepaste technieken was om een tablet te bereiden, valt in deze oplossing geen inventieve werkzaamheid te ontwaren (stap 5 van de PSA). Toepassing van de PSA leidt dus tot de slotsom dat EP 187 zoals verleend inventiviteit mist, niet alleen overigens wat conclusie 1 betreft, maar ook ten aanzien van de volgconclusies aangezien Galenicum in hoger beroep niet heeft gesteld dat deze zelfstandig, los van conclusie 1, op uitvinderswerkzaamheid berusten.
6.16. Ook EP 187 volgens het hulpverzoek mist, alles overziend, inventiviteit. Dat geldt eveneens voor de volgconclusies van het hulpverzoek. Galenicum heeft immers niet gesteld dat deze, onafhankelijk van conclusie 1, op inventieve arbeid berusten. Het beroep van Galenicum op het hulpverzoek kan haar dus niet baten.
7.1. In de punten 140-142 MvG heeft Galenicum diverse bewijsaanbiedingen gedaan. Uit de daarbij gegeven toelichting is echter niet af te leiden dat zij hierbij (mede) het oog zou kunnen hebben op het doen horen van getuigen of anderen. Reeds om deze reden worden die aanbiedingen gepasseerd.