Gepubliceerd op maandag 20 februari 2023
IEF 21244
Rechtbank Den Haag ||
8 feb 2023
Rechtbank Den Haag 8 feb 2023, IEF 21244; ecli:NL:RBDHA:2023:1364 (Nikon c.s. tegen PHL), https://delex.nl/artikelen/hof-oordeelt-in-merkinbreukzaak-tussen-nikon-en-phl

Hof oordeelt in merkinbreukzaak tussen Nikon en PHL

Rechtbank Den Haag 8 februari 2023, IEF 21244; ECLI:NL:RBDHA:2023:1364 (Nikon c.s. tegen PHL) De zaak gaat over een geschil tussen Nikon en PHL over het gebruik van de handelsmerken van Nikon op producten die PHL buiten de Europese Economische Ruimte (hierna: de EER) heeft gekocht en deze vervolgens in Europa heeft verkocht. Nikon beschuldigt PHL van merkinbreuk en wil dat PHL stopt met het gebruik van de merken en hun voorraad van deze producten afgeeft. PHL beweert dat de producten die zij heeft verkocht uitgeputte producten zijn en dat Nikon daarom niet kan optreden tegen het gebruik van haar handelsmerken op deze producten. De rechtbank oordeelt dat PHL onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de producten uitgeput zijn en dat er sprake is van merkinbreuk door PHL. Zelfs als de producten uitgeput zijn, kan Nikon zich verzetten tegen verdere verhandeling op basis van artikel 15 lid 2 UMVo omdat de testaankopen op een gebrekkige manier verpakt waren en de staat van de goederen, na in de handel te zijn gebracht, is gewijzigd of verslechterd. PHL heeft deze constateringen niet betwist, dus de rechtbank concludeert dat, zelfs als de producten uitgeput zijn, Nikon zich kan verzetten tegen de verdere verhandeling van deze test aankopen.

5.9. PHL stelt verder dat de Nikon-Group ongeoorloofde prijsafspraken maakt en daarmee de markt afschermt. Ook deze stelling mist echter, zeker waar het gaat om het ‘marktafschermings-gedeelte’, tegenover de betwisting van Nikon c.s., iedere nadere onderbouwing. In het bijzonder heeft PHL niet onderbouwd dat sprake zou zijn van een (verkapte) beperking van de handel tussen de lidstaten van de Europese Unie. Hierbij weegt de rechtbank mee dat prijsverschillen, waarop PHL ter onderbouwing van vermeende prijsafspraken wijst (dat wil zeggen prijsverschillen tussen producten van de Nikon Group en die van andere marktdeelnemers) diverse oorzaken kunnen hebben en als zodanig niet voldoende bewijs vormen van markafscherming in de zin van geografische opsplitsing. Gelet hierop kan in het midden blijven of PHL het bestaan van prijsafspraken/prijsverschillen wél (voldoende) heeft onderbouwd, hetgeen Nikon c.s. (ook) bestrijdt. 

5.10. Gelet op het voorgaande, is omkering van de bewijslast op grond van de jurisprudentie van het Hof van Justitie dan ook niet aan de orde. 

5.11. De rechtbank ziet, met inachtneming van het voorgaande, ook geen reden om de bewijslast ter zake uitputting om te keren op grond van redelijkheid en billijkheid. PHL stelt in dit verband, zo begrijpt de rechtbank, dat zij een te goede trouw handelende in- en verkopende partij is. De rechtbank volgt PHL hierin niet. PHL heeft niet gesteld, en dit blijkt ook nergens uit, dat door haar enige controle is uitgevoerd op de herkomst van de van de producten die zij te koop aanbiedt/heeft verkocht. 

5.12. De vraag die dan ter beantwoording resteert, is of PHL is geslaagd in het bewijs van uitputting. 

5.13. Wat betreft de door Nikon c.s. verrichte testaankopen overweegt de rechtbank als volgt. Daarbij neemt zij tot uitgangspunt dat de betreffende producten alle van PHL als verkoper afkomstig zijn. Weliswaar heeft PHL dit, wat testaankoop I betreft, betwist, echter het enige dat zij daarvoor heeft aangedragen is dat zij in haar administratie geen nadere gegevens over het betreffende product heeft aangetroffen. Dit echter is, tegenover de door Nikon c.s. overgelegde stukken betreffende de testaankoop (e-mailverkeer tussen de koper en [X] die communiceert via het e-mailadres info@rhinocamera.fr, het aanbod op de website www.rhinocamera.fr op het moment dat de e-mails werden uitgewisseld, de door PHL uitgeschreven factuur (met vermelding van het betreffende product) en het verzoek om het aankoopbedrag over te maken op een bankrekening op naam van PHL) onvoldoende om aan te nemen dat zij niet als de verkoper kan worden aangemerkt.

5.21. Nikon c.s. heeft de testaankopen tijdens de mondelinge behandeling aan de rechtbank getoond. Zij heeft er op gewezen dat:
- de testaankopen I en III waren verpakt in een doos die voor een ander Nikon-product dan het gekochte product bestemd is;
- in de dozen met daarin de testaankopen I en II verloopstekkers aanwezig waren die niet van de Nikon Group afkomstig zijn;
- in de doos met daarin testaankoop III een verloopstekker aanwezig was die bestemd is voor de Amerikaanse markt; 
- in de dozen van de testaankopen I en II een geprinte handleiding aanwezig was met daar doorheen een nietje, terwijl de Nikon Group handleidingen in boekvorm aan afnemers verstrekt;
- de doos waarin testaankoop III was verpakt, beschadigd was; 
- op de doos van de lens van testaankoop I en op de doos van testaankoop IV een sluitzegel met Chinese tekens aanwezig was, hetgeen er op duidt dat deze producten voor de Chinese en/of Japanse markt bestemd zijn.

5.22. Tijdens de mondelinge behandeling heeft PHL deze constateringen van Nikon c.s. niet bestreden. Met Nikon c.s. is de rechtbank van oordeel dat, door de producten als hiervoor omschreven te verpakken, sprake is van wijziging of verslechtering van de waar als bedoeld in artikel 15 lid 2 UMVo. Het schaadt alleen al de presentatie van het product waar het om gaat, wat afbreuk doet aan de reputatie van de Nikon-merken.