Hof schaart zich achter de PTC-Dieseko zaak
Hof Den Haag 23 april 2013, zaaknr. 200.100.088/01 (APE Holland B.V. tegen PTC S.A.)
Vervolg IEF 10281. Octrooirecht. PTC ontwikkelt, vervaardigt en verhandelt trilinrichtingen, bijzonder bruikbaar voor het in de bodem drijven van palen en damwanden. PTC is houdster van Europees octrooi EP 0 524 056. In eerste aanleg is het inbreukverbod op dit octrooi toegewezen, zij het slechts voor Nederland, nu PTC had nagelaten validaties van het octrooi voor de betreffende landen te overleggen. Thans keert APE Holland zich tegen deze uitspraak.
Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. Het hof schaart zich achter de PTC-Dieseko zaak en de daarin gegeven uitleg. PTC heeft onvoldoende argumenten aangevoerd om te kunnen oordelen dat de redelijke bescherming van haar als octrooihoudster met zich meebrengt dat de passage uit conclusie 1 ruim(er) moet worden uitgelegd. Van inbreuk door APE op het octrooi van PTC is geen sprake geweest. De op EP 056 gebaseerde vorderingen van PTC zijn derhalve niet toewijsbaar. Zeker zonder nadere toelichting, valt volgens het hof niet in te zien dat APE, ondanks dat zij geen octrooi-inbreuk heeft gepleegd, onrechtmatig jegens PTC zou hebben gehandeld of nog handelt.
8. Het hof schaart zich in deze zaak achter de door dit hof in de PTC-Dieseko-zaak gegeven uitleg, dat in EP 056 het eerste tandwiel (P1) - waarmee de motor aan het eerste stel gewichten is gekoppeld - geen deel uitmaakt van de transmissie-inrichting (P2-P6) die de faseverschuiver omvat. De in rov. 6 weergegeven passage van conclusie 1 van EP 056 moet mitsdien aldus worden verstaan dat het eerste tandwiel (P1) de energie van de motor (H1) doorgeeft aan het eerste stel gewichten, dat de transmissie-inrichting (P2-P6) de energie van de motor doorgeeft aan het tweede stel gewichten het eerste tandwiel geen enkele rol speelt, zoals ook is te zien in de in de figuren 1 en 3 van octrooischrift afgebeelde uitvoeringsvoorbeelden van de geoctrooieerde uitvinding. De doorgifte van de van de motor afkomstige energie aan het tweede stel gewichten geschiedt uitsluitend via de transmissie-inrichting waarvan het eerste tandwiel geen deel uitmaakt.
10. Verworpen wordt derhalve de opvatting van de voorzieningenrechter, dat het deelkenmerk 'transmissie-inrichting (P2-P6), die gescheiden is van het eerste tandwiel (P1)' alsdus moet worden uitgelegd dat dit niet méér betekent dan dat de transmissie-inrichting niet direct is verbonden met het tandwiel P1 en dat de transmissie-inrichting niet de tandwielen van de gewichtstellen omvat (zie rov. 4.15 van zijn vonnis), in welke opvatting - anders dan in de in rov. 8 weergegeven uitleg van het hof - de mogelijkheid wordt opengelaten dat via het eerste tandwiel indirect energie van de motor wordt overgebracht naar de transmissie-inrichting. Het hof merkt hierbij nog op dat de voorzieningenrechter tot zijn hier bedoelde opvatting is gekomen door uitsluitend de standpunten die APE had aangevoerd ten gunste van de door haar bepleite restrictieve uitleg van voormelde passage uit de octrooiconclusie te beoordelen en vervolgens te verwerpwen (zie de rovv. 4.9 t/m 4.14 van het vonnis), en immers haar vorderingen heeft gebaseerd op de door haar bepleite ruime uitleg van die passage. (...)
13. Van inbreuk door APE op EP 056 - waarvan de looptijd inmiddels is verstreken - is geen sprake geweest, zo volgt uit het voorgaande. De op EP 056 gebaseerde vorderingen van PTC zijn reeds hierom niet toewijsbaar. De grieven IV-VII van APE treffen in zoverre doel. Haar overige grieven, waaronder die tegen de verwerping door de voorzieningenrechter van haar beroep op de nietigheid van EP 056, kunnen bij deze stand van zaken onbesproken blijven. Nu geen octrooi-inbreuk door APE wordt aangenomen, falen de grieven II en III van PCT in het incidentele appel, die zich richten tegen de afwijzing van achtereenvolgens PTC's grensoverschrijende verbodsvordering en haar nevenvordering tot het doen van opgave van gegevens over voorraad, verhandeling, promotiemateriaal en omzet- en winstcijfers. Zeker zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat APE, ondankt dat zij geen octrooi-inbreuk heeft gepleegd, onrechtmatig jegens PTC zou hebben gehandeld of nog handelt. PTC's incidentele grief I, inhoudende dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat zij niets over onrechtmatig handelen had gesteld, stuit hierop af.