24 jan 2023
Hof wijst vordering eigenaar tegelbedrijf af wegens gebrek bewijs nabootsing
Hof 's-Hertogenbosch 24 januari 2023, IEF 21334; ECLI:NL:GHSHE:2023:179 (Appellanten tegen geïntimeerden) Verbintenissenrecht. Appellant is eigenaar van een eenmanszaak die zich onder andere toelegt op de productie en verhandeling van handgemaakte tegels, genaamd 'Stones'. Deze tegels betreffen reproducties van kerk- en kasteelstenen. Geïntimeerde werkte tot eind 2013 als exclusief distributeur van appellant, maar produceert en handelt sinds 2018 in stenen die ook de naam Stones dragen. Partijen hebben in tijden van samenwerking een overeenkomst gesloten waarin wordt afgesproken dat geïntimeerde geen bedrijfsgeheimen mag gebruiken zonder toestemming van appellant. Appellanten stellen dat het productieprocedé van Stones een bedrijfsgeheim is. Appellanten stellen ook dat geïntimeerde schuldig is aan slaafse nabootsing nu geïntimeerden gebruikmaken van hetzelfde productieprocedé. Het hof heeft echter geoordeeld dat het productieproces van appellanten niet uniek is en daarom geen handelswaarde heeft. Ten aanzien van de stelling van slaafse nabootsing oordeelt het hof dat appellanten onvoldoende hebben onderbouwd dat er sprake is van oneerlijke concurrentie en slaafse nabootsing door geïntimeerden. Appellanten hebben niet concreet aangetoond dat er sprake is van verwarring bij het publiek tussen de Stones van appellanten en Stones van geïntimeerden. Het hof concludeert daarom dat er niet is voldaan aan de voorwaarden voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing. Het hof veroordeelt appellanten in de proceskosten van het hoger beroep en wijst het gevorderde af.
Bedrijfsgeheim
3.18. Om te beoordelen of bedrijfsinformatie, zoals het productieprocedé van de [Y] Stones, kwalificeert als een bedrijfsgeheim waarvan het gebruik zonder toestemming van de houder van dat bedrijfsgeheim onrechtmatig kan zijn, moet getoetst worden of deze aan de volgende voorwaarden voldoet:
a. De informatie is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie;
b. De informatie bezit handelswaarde omdat zij geheim is, en
c. De informatie is door degene die daar rechtmatig over beschikt, onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden;3.19. Het is aan [appellanten] om onderbouwd te stellen en, zo nodig, te bewijzen dat aan voornoemde voorwaarden is voldaan en dat het productieprocedé van de [Y] Stones kwalificeert als een bedrijfsgeheim. Het hof heeft reeds overwogen dat het productieprocedé van de [Y] Stones, zoals door [appellant 2] ter zitting nader is beschreven en toegelicht, niet als uniek valt te kwalificeren en het is dan ook de vraag welke handelswaarde daaraan zou kunnen worden toegekend. Het betreft een procedé van het gieten van cementtegels met een kant en klare cementmortel met [bestanddeel B] , welke mortel overal vrij verkrijgbaar is. Het feit dat door derden vergelijkbare kasteeltegel replica’s worden aangeboden, zoals door [geïntimeerden] naar voren gebracht, is niet door [appellanten] betwist. Bovendien heeft het hof reeds overwogen dat niet is komen vast te staan dat er een geheimhoudings- en/of een exclusiviteitsbeding is overeengekomen met [geïntimeerden] en dat het productieprocedé van de [Y] Stones daarom geheim was. [appellant 2] heeft de productie van de [Y] Stones al verplaatst naar de loods van [geïntimeerden] in Baarlo voordat er over de intentieverklaring overeenstemming bestond en hij heeft door deze handelwijze niet die redelijke maatregelen getroffen om het productieprocedé geheim te houden. Dit leidt tot het oordeel dat het productieprocedé van de [Y] Stones geen bedrijfsgeheim is. Het hof komt daarmee niet meer toe aan de beoordeling of er sprake is geweest van onrechtmatig gebruik of openbaarmaking van een dergelijk bedrijfsgeheim.
Oneerlijke concurrentie en slaafse nabootsing
3.20. Tot slot beroepen [appellanten] zich nog op de stelling dat [geïntimeerden] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door de [Y] Stones zodanig na te maken dat daardoor verwarring in de markt is ontstaan en zodoende [appellanten] oneerlijke concurrentie aandoen.
3.21. Naar het oordeel van het hof hebben [appellanten] tegenover de uitgebreide betwisting van [geïntimeerden] (zie de memorie van antwoord, 4.6 tot en met 4.16) onvoldoende concreet onderbouwd dat er sprake is van oneerlijke concurrentie en slaafse nabootsing. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, verschilt het productieprocedé van de [Y] Stones van het productieprocedé van de [Z] Stones . [appellanten] stellen wel dat sprake is van verwarring bij het publiek tussen de [Y] Stones en de [Z] Stones maar zij hebben onvoldoende onderbouwd dat dit daadwerkelijk het geval is. Uitsluitend op basis van de waarneming van de gedeponeerde stenen tijdens de zitting kan het hof dit ook niet aannemen. Verder hebben [appellanten] onvoldoende met feiten gestaafd dat [geïntimeerden] niet alles hebben gedaan en doet om eventuele verwarring voorkomen. Daarmee kan niet worden aangenomen dat er sprake is van oneerlijke concurrentie door [geïntimeerden] en evenmin dat aan de voorwaarden voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing is voldaan.