2 mei 2023
Hoger beroep in tuchtprocedure tegen drie octrooigemachtigden
Hof Den Haag 2 mei 2023, IEF 21713; ECLI:NL:GHDHA:2023:1785 (Appellante tegen octrooigemachtigden). Drie octrooigemachtigden zijn samen kantoorgenoten. Een van de octrooigemachtigden heeft in opdracht van appellant een octrooi en een PCT-vervolgaanvraag voor een octrooi met een methode voor een sluis met onder andere een bruisinstallatie en een bepaald type deursamenstel ingediend. Op alleen het deursamenstel had appellant geen octrooi. Vervolgens heeft appellant tegen die octrooigemachtigde een tuchtklacht ingediend, omdat deze volgens hem tekort is geschoten in zijn zorgplicht tussen de Nederlandse octrooiaanvraag en PCT-vervolgaanvraag toen was gebleken dat de Nederlandse aanvraag onvoldoende bescherming bood. Appellant heeft vervolgens ook twee tuchtklachten ingediend tegen de andere octrooigemachtigden van zijn kantoor, omdat zij zich onvoldoende hebben ingespannen om de octrooigemachtigde te corrigeren. Het hof oordeelt dat de klachten ongegrond zijn en vernietigt de waarschuwing die aan de octrooigemachtigde is opgelegd.
Appellant stelt dat hij onvoldoende geïnformeerd is over zijn octrooiaanvraag en stelt dat hij recht had op bescherming van alleen het deursamenstel. De octrooigemachtigden verweren zich door te stellen dat zij voldoende hebben toegelicht dat wijziging van het octrooi om bescherming te claimen voor het deursamenstel geen geschikte strategie was. Om een PCT-aanvraag in te dienen moest het octrooi in haar huidige vorm behouden worden. Daarna kon de vervolgaanvraag gewijzigd worden om bescherming te vragen met betrekking tot het deursamenstel. Anders zou zich een probleem voordoen met de verlening van het octrooi indien geen nieuwe materie wordt toegevoegd, maar wel meer wordt geclaimd. De octrooigemachtigde heeft duidelijke instructies gegeven over de procedure van de octrooiaanvraag, waarop appellante geen wijzigingen meer heeft doorgegeven. Octrooigemachtigde kan daarom geen verwijt worden gemaakt. Daarnaast kan verweerder 3, een van de kantoorgenoten, geen verwijt worden gemaakt, omdat hij slechts een beperkte zorgplicht had en deze niet heeft geschonden doordat hij zich voldoende bemoeid heeft met problemen tussen octrooigemachtigde en de kantoorgenoot.
6.12
Het hof oordeelt dat dit klachtonderdeel ook in dat opzicht ongegrond is. Startpunt van de beoordeling is de bespreking van 8 januari 2015. Tijdens die bespreking vraagt [appellant] aan [verweerder 1] of de in de Nederlandse octrooiaanvraag opgenomen conclusies bescherming bieden voor het deursamenstel als zodanig. [verweerder 1] legt hem een aantal keer duidelijk uit dat en waarom dat niet het geval is. Vervolgens vraagt [appellant] hem of dat probleem nog “te restaureren is”. [verweerder 1] legt hem daarna een aantal keer duidelijk uit dat dat zeer moeilijk zal worden, omdat: (i) de conclusies daarvoor moeten worden aangepast; (ii) dat aanpassen alleen mogelijk als de bestaande octrooiaanvraag daarvoor aanknopingspunten bevat in de vorm van een beschrijving van een uitvinding die alleen zou bestaan uit het deursamenstel; en (iii) hij, [verweerder 1], die aanknopingspunten niet één twee drie ziet. [verweerder 1] legt [appellant] ook duidelijk uit dat die aanknopingspunten niet alsnog aan de aanvraag kunnen worden toegevoegd zonder daar nieuwe materie aan toe te voegen die verleenbaarheid in gevaar zou brengen. [verweerder 1] beëindigt het gesprek met de toezegging dat hij zal kijken of hij die aanknopingspunten alsnog kan vinden en dat hij daarop zal terugkomen. [appellant] had dat gesprek opgenomen en kon die opname bij twijfel naar believen opnieuw beluisteren. In het licht van de heldere bewoordingen van [verweerder 1] kon [appellant] daarom uit die bespreking geen andere slotsom trekken dan dat de Nederlandse octrooiaanvraag op dat moment geen uitzicht bood op bescherming van het deursamenstel als zodanig, dat daarvoor actie was vereist, met de hiervoor in deze alinea onder (i) tot en met (iii) beschreven haken en ogen, en dat [verweerder 1] daar nog een keer goed naar zou kijken en er bij [appellant] op terug zou komen.