Gepubliceerd op woensdag 1 februari 2017
IEF 16560
HvJ EU ||
25 nov 2016
HvJ EU 25 nov 2016, IEF 16560; (Xellia c.s. tegen Europese Commissie), https://delex.nl/artikelen/hogere-voorziening-tegen-mededingingsrechtelijk-besluit-vanwege-octrooischikkingen-met-lundbeck

Hogere voorziening tegen mededingingsrechtelijk besluit vanwege octrooischikkingen met Lundbeck

Hogere voorziening HvJ EU 25 november 2016, IEF 16559; IEFbe 2077; C-611/16 P (Xellia c.s. tegen Europese Commissie) en vgl. C-586/16 P (Sun Pharmaceutical) Octrooirecht. Mededingingsrecht. Beperking markttoegang vanwege bestaande octooirechten. Tot staving van de hogere voorziening voeren rekwirantes negen gronden aan, gebaseerd op onjuiste rechtsopvattingen van het Gerecht. Het Gerecht heeft de verkeerde juridische maatstaf toegepast om te beoordelen of Alpharma een potentiële concurrent was in de context waarin haar producten inbreuk maakten op Lundbecks octrooien. Bij het ontbreken van bewijs dat Lundbecks octrooien zwak waren, moeten de octrooien worden vermoed geldig te zijn en moet toetreding tot de markt met een inbreukmakend product worden geacht onwettig zijn.

Hoewel het Gerecht erkent dat Alpharma pas vlak voor de schikking ontdekte dat Lundbecks octrooi zou worden verleend en dat haar producten inbreuk maakten op Lundbecks octrooien, heeft het verzuimd te beoordelen of de Commissie had bewezen dat toetreding tot de markt voor Alpharma een economisch haalbare strategie bleef in het licht van deze bijkomende belemmeringen voor toegang. In plaats daarvan steunde het Gerecht op bewijs dat niet in het litigieuze besluit was genoemd en heeft het ten onrechte de bewijslast naar rekwirantes verschoven, opdat zij de stelling van de Commissie weerleggen dat Alpharma een potentiële concurrent was.

Het Gerecht heeft de verkeerde juridische maatstaf toegepast om te beoordelen of de schikkingsovereenkomst een mededingingsbeperkende strekking had, daar het heeft verzuimd te beoordelen of de Commissie had aangetoond dat het voldoende waarschijnlijk was dat de schikkingsovereenkomst nadelige gevolgen zou hebben, en heeft verzuimd rekening te houden met het feit dat de Commissie geen ervaring had met dit soort octrooischikkingen.

Het Gerecht heeft verzuimd te beoordelen of de Commissie haar stelling had bewezen dat de beperking in de schikkingsovereenkomst verder ging dan de reikwijdte van de bescherming van Lundbecks octrooien.

Het Gerecht heeft de verkeerde juridische maatstaf toegepast bij de beoordeling of de duur van het onderzoek van de Commissie buitensporig was en rekwirantes’ rechten van verweer schond.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting door de beslissing van de Commissie in stand te laten om het litigieuze besluit tot Zoetis (thans Alpharma LLC) te richten, maar niet tot Merck Generics Holding GmbH, niettegenstaande het feit dat de Commissie in het litigieuze besluit geen grondslag had gegeven voor onderscheid tussen de situaties van deze twee bedrijven.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door vast te stellen dat rechtssituatie voldoende duidelijk was op het tijdstip van de schikkingsovereenkomsten opdat rekwirantes zich er eenduidig van konden vergewissen wat hun rechten en verplichtingen waren en dienovereenkomstig konden handelen.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting door het besluit in stand te laten hoewel de Commissie duidelijk heeft verzuimd de ernst van de gestelde inbreuk in aanmerking te nemen door de geldboete vast te stellen op een wijze als vereist krachtens artikel 23, lid 3, van verordening nr. 1/2003.1

Het Gerecht heeft de verkeerde juridische maatstaf toegepast bij de bepaling van het relevante jaar voor de berekening van het plafond van 10 % op de hoogte van de aan A.L. Industrier opgelegde geldboete.