Hoog van de toren
Rechtbank Arnhem, 16 februari 2006 (gepubliceerd op 18 april 2006), LJN: AW2074. Dr. van der Hoog Cosmetics B.V. / Dr. van der Hoog Licentie-Maatschappij B.V. tegen Louis Widmer N.V.
Interpretatie van de rechtbank die, achteraf, niet helemaal strookt met die van de AG van het Hof van Justitie.
Eiser is rechthebbende op het Benelux woord- en beeldmerk CLEARSKIN en brengt sinds 1992 diverse anti-acnéproducten op de markt. Widmer brengt sinds 1997 een anti-acnéstick op de Beneluxmarkt. In 2004 heeft zij de verpakking van die producten gewijzigd: op de verpakking van de anti-acnéstick staat nu de tekst CLEAR SKIN STICK respectievelijk CLEAR SKIN GEL met daaronder de naam Widmer. Gedaagde is, natuurlijk, van oordeel dat zij de tekst CLEARSKIN slechts productbeschrijvend gebruikt.
De voorzieningenrechter oordeelt: “In beginsel kan Dr. van der Hoog haar merk CLEARSKIN niet aan Widmer tegenwerpen, tenzij het merk na de inschrijving bij het BMB door inburgering bij het relevante publiek onderscheidend vermogen heeft gekregen en daardoor als herkomstaanduiding van de waren van Dr. van der Hoog kan gelden.”
Over de inburgering van het teken CLEARSKIN stelt de rechter, vooruitlopend op de EUROPOLIS-uitspraak, het volgende: “Niet in geschil is dat de ClearSkin producten in België en Luxemburg niet of nauwelijks worden vermarkt en dat van inburgering in die landen geen sprake is. Over de vraag in hoeverre een merk dat slechts in een deel van het Benelux-gebied is ingeburgerd onderscheidend vermogen kan hebben, loopt thans een procedure bij het Europese Hof. Hoewel die vraag daarom nog onbeantwoord is, vindt de voorzieningenrechter het verdedigbaar dat een merk onderscheidend vermogen heeft verkregen als het in een substantieel deel van de Benelux is ingeburgerd en dat Nederland als een substantieel deel van het Benelux-gebied kan gelden."
Inburgering wordt daarmee aangenomen en daarmee is er sprake van een geldig merk en tevens sprake van merkinbreuk door gedaagde. Lees het vonnis hier.