26 jun 2020
HR: verwerping beroep Sandoz tegen AstraZeneca
HR 26 juni 2020, IEF 19298, LS&R 1833; ECLI:NL:HR:2020:1141 (Sandoz tegen AstraZeneca) In cassatie op [IEF 18122]. AstraZeneca en Sandoz zijn internationale farmaceutische ondernemingen. AstraZeneca brengt een geneesmiddel op de markt en heeft hier octrooi op. De generieke fulvestrant-formulering van Sandoz zou inbreuk maken op, in ieder geval, conclusie 1 van het octrooi. Astrazeneca vordert Sandoz inbreuk op haar octrooi te staken. Het hof oordeelde dat Europese octrooien EP 138 en EP 537 voor een “fulvestrant formulation” (voor behandeling van borstkanker) geldig zijn. In deze uitspraak worden het principale en incidentele beroep verworpen, zie ook de conclusie van A-G Van Peursem [IEF 19125].
2 Beoordeling van het middel in het principale beroep
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 Wet RO).3 Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
3.1.1
Onderdeel IIA van het middel is gericht tegen rov. 10.2 en 11.1 van het bestreden arrest en klaagt over de afwijzing door het hof van de vordering van AstraZeneca tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Betoogd wordt dat het hof die afwijzing heeft gebaseerd op het feit dat Sandoz met haar inbreukmakende product niet op de markt is geweest. De klacht houdt in dat het hof heeft miskend dat schade ook het gevolg kan zijn van andere inbreuken dan het op de markt brengen, zoals het opnemen van het inbreukmakende product in de G-standaard. Betoogd wordt dat AstraZeneca (bij eis in reconventie in eerste aanleg) heeft gesteld dat Sandoz door het opnemen van haar generieke fulvestrant-formulering in de G-standaard octrooi-inbreuk heeft gemaakt en dat AstraZeneca in het petitum in reconventie vergoeding heeft gevorderd van door de octrooi-inbreuk geleden en mogelijk nog te lijden schade.3.1.2
Deze klacht mist doel. Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding, op te maken bij staat, is voldoende dat de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden, aannemelijk is.1 De eisende partij dient daartoe het nodige aan te voeren.AstraZeneca heeft volstaan met de vermelding dat Sandoz door het opnemen van haar generieke fulvestrant-formulering in de G-standaard octrooi-inbreuk heeft gemaakt en zij heeft, in algemene zin, vergoeding gevorderd van door de inbreuk geleden en mogelijk nog te lijden schade. Bij gebreke van een nadere toelichting op de vraag waarin de schade van AstraZeneca zou kunnen bestaan, kon het hof oordelen dat, gegeven het door het hof gehanteerde uitgangspunt – waartegen onderdeel I, naar hierna zal blijken, tevergeefs opkomt – dat Sandoz het inbreukmakende product nooit heeft verhandeld, AstraZeneca de mogelijkheid van schade niet aannemelijk heeft gemaakt.