25 jul 2018
Kopieer citeerwijze ||
Mitsubishi Shoji Kaisha and Mitsubishi Caterpillar Forklift Europe
HvJ EU: merkhouder kan zich verzetten tegen debranding derde partij
HvJ EU 25 juli 2018, IEF 17871; IEFbe 2676; C-129/17; ECLI:EU:C:2018:594 (Mitsubishi Shoji Kaisha and Mitsubishi Caterpillar Forklift Europe) Merkenrecht. Een merkhouder kan zich verzetten tegen debranding door een derde partij wanneer de goederen nooit eerder in de EER verhandeld zijn geweest, met het oog op importeren of het verkopen van goederen in de EER. HvJ EU:
Artikel 5 van [merkenrechtrichtlijn] moeten in die zin worden uitgelegd dat de houder van een merk zich ertegen kan verzetten dat een derde, zonder zijn toestemming, alle aan dat merk gelijke tekens verwijdert en andere tekens aanbrengt op onder douane-entrepot geplaatste waren, zoals in het hoofdgeding, met het oog op de invoer of het in de handel brengen ervan in de Europese Economische Ruimte (EER), waar die waren nooit eerder werden verhandeld.
HvJ EU: Artikel 5 van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten en artikel 9 van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk moeten in die zin worden uitgelegd dat de houder van een merk zich ertegen kan verzetten dat een derde, zonder zijn toestemming, alle aan dat merk gelijke tekens verwijdert en andere tekens aanbrengt op onder douane-entrepot geplaatste waren, zoals in het hoofdgeding, met het oog op de invoer of het in de handel brengen ervan in de Europese Economische Ruimte (EER), waar die waren nooit eerder werden verhandeld.
Gestelde prejudiciële vragen: IEF 16770
A. Omvatten artikel 5 van richtlijn 2008/95/EG1 en artikel 9 van verordening (EG) nr. 207/20092 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk (Gecodificeerde versie), het recht voor de merkhouder om zich te verzetten tegen de verwijdering, door een derde, zonder de toestemming van de merkhouder, van alle op de waren aangebrachte aan de merken gelijke tekens (debranding), wanneer het gaat om nooit eerder in de Europese Economische Ruimte verhandelde waren, zoals waren geplaatst onder douane-entrepot, en wanneer de verwijdering door die derde geschiedt met het oog op de invoer of in de handel brengen van die waren in de Europese Economische Ruimte?
B. Maakt het een verschil uit voor de beantwoording van de voormelde vraag A. of de invoer of het in de handel brengen in de Europese Economische Ruimte van die waren geschiedt onder een eigen onderscheidingsteken aangebracht door die derde (rebranding)?
Maakt het voor de beantwoording van de eerste vraag een verschil indien de aldus ingevoerde of in de handel gebrachte waren, naar hun uiterlijke verschijning of model door de relevante gemiddelde consument nog steeds worden geïdentificeerd als afkomstig van de merkhouder?