IE-Klassiekers octrooirecht
HR 20 juni 1930 (Philips/Tasseron)
In het verkeer brengen van lampen maken inbreuk op het octrooi; inbreuk begint niet eerst bij het in gebruik stellen van de lampen overeenkomstig haar bestemming.
HR 20 juni 1947, Bijblad IE 1947,nr. 10 (Koese)
Voorgebruik; bescherming zou waardeloos zijn indien voorgebruiker een uitvoeringsvorm, welke slechts nog op primitieve wijze was uitgewerkt, niet zou mogen vervolmaken of door een betere vervangen.
HR 30 juni 1950, BIE 1950, 77 (Perquin/Perfra)
Uit de Octrooiwet art. 10 spreekt allerminst de zorg van de wetgever om te bereiken, dat de werknemer-uitvinder, al ware tevoren anders bedongen, vrijelijk over zijn uitvinding zal mogen beschikken.
HR 15 december 1950, BIE 1951,4 (Philips/Staat)
De cessionaris kan zich tegenover een derde op een niet-ingeschreven acte van overdracht beroepen, indien hij ten opzichte van die derde - op andere wijze dan door inschrijving - heeft doen blijken van de door hem verkregen rechten.
HR 6 april 1962, BIE 1962, 34 (Inlegzolen)
Indien het exploit wordt uitgebracht aan een afnemer, is voor de onrechtmatigheid niet voldoende, dat de in het exploit vervatte pretentie achteraf onjuist blijkt te zijn.
HR 16 november 1962, BIE 1963, 1 (Parke en Davis/Marsing)
Octrooihouder kan volstaan te stellen, dat de inbreukmaker de nieuwe stof in het verkeer heeft gebracht, zonder zich over de herkomst van die stof uit te laten; maar is verplicht zijn standpunt kenbaar te maken.
HR 1 mei 1964, BIE 1964, 47 (Probel/Parke en Davis)
Parke Davis is rechthebbende op octrooien voor werkwijzen ter bereiding van chlooramphenicol; Probe heeft deze stof in Nederland in het verkeer gebracht, omdat zij deze stof - na aankoop buiten Nederland - naar Nederlandse afnemers heeft verzonden en vervoerd.
HR 10 juni 1983, BIE 1984, 39 (Pfizer/Pharmon; doxycycline)
Verhandelen van een uit het buitenland geïmporteerd, aldaar op vorenstaande werkwijze verkregen voortbrengsel is niet onrechtmatig jegens de houder van't werkwijze-octrooi.
HvJ EG 15 november 1983, zaak 288/82 (Duijnstee/Goderbauer)
Onder geschil over de registratie of de geldigheid van octrooien valt niet een geschil tussen werkgever met zijn werknemer-uitvinder, betreffende de uit hun arbeidsverhouding voortvloeiende rechten op deze octrooien.
HR 22 juni 1984, BIE 1985, 27 (Mast/Avabel)
Verbonden bezwaar te ondervangen kan tot de uitvinding behoren, ook al is de reden waarom de werkwijze dat bezwaar ondervangt, bekend.
Europees Octrooibureau Grote Kamer van Beroep 5 december 1984, G 5/83, Official Journal EPO 1985, p. 64 (Tweede medische indicatie)
Tweede (en verdere) medische indicatie wordt niet uitgesloten van octrooibescherming.
HvJ EG 9 juli 1985, zaak 19/84 (Hoechst/Pharmon)
Uitputting van octrooirecht in geval van op een parallel octrooi verleende dwanglicenties.
HR 27 januari 1989, BIE 1989, 65 (Meyn/Stork; uithaalorgaan voor slachtvogels)
Beperking van de omschrijving in 't octrooischrift tot de daarin beschreven uitvoering brengt nog niet mee dat andere uitvoeringsvarianten buiten de bescherming vallen.
HR 9 november 1990, BIE 1991, 32 (Globe/Dupont)
Voor het oordeel dat't breisel van Dupont een uitwerking is van de beschermde uitvinding van Globe is terecht niet beslissend geacht dat de uitvinder aan deze uitvoering zelf niet heeft gedacht.
Europees Octrooibureau Onderzoeksafdeling 3 april 1992, OJ 1992, 588-593 (Harvard-Onco-muis)
Patentability of animals - animal and animal variety+ ordre public and morality.
HR 18 december 1992, BIE 1993, 81; NJ 1993, 735 (Medicopharma/ICI)
De onderzoekvrijstelling in de ROW is een restrictief te interpreteren die slechts van toepassing is als het onderzoek uitsluitend van zuiver wetenschappelijke aard is danwel enkel is gericht op enig de strekking van de octrooiwet verwezenlijkend doel, zoals het verder ontwikkelen der techniek. Het aanbod per advertentie om 't geneesmiddel na afloop van't octrooi te leveren maakt inbreuk.
HR 27 mei 1994, BIE 1995, 25 (Hupkens/Van Ginneken)
Art. 10 ROW ziet niet op de regel dat 't loon van de werknemer-uitvinder géén vergoeding voor gemis aan octrooi omvat; de vergoeding mag niet worden gesteld op 't geldelijk belang van de uitvinding.
HR 13 januari 1995, BIE 1995, 63 (Dreizler/Remeha; ARF-branders)
Hof heeft niet miskend dat bij de uitleg van de conclusie datgene waarin naar het wezen van de zaak de geoctrooieerde uitvinding bestaat een rol speelt.
HR 13 januari 1995, BIE 1995, 85; NJ 1995, 391 (Ciba Geigy/Oté Optics)
Gebrek aan duidelijkheid in het octrooischrift werkt daarbij in beginsel ten nadele van de octrooihouder.
HR 23 juni 1995, BIE 1997, 41 (Organon/ARS)
De in art. 55 lid 1 EOV bedoelde termijn van 6 maanden gaat niet terug vanaf de indieningsdatum, maar vanaf de voorrangsdatum.
HR 29 september 1995, BIE 1997, 21 (Generics/Smith Kline & French)
Indien spoedeisend belang terecht aangenomen is een verbod niet strijdig met geneesmiddelverordening.
HR 9 februari 1996, BIE 1996, 94 (Spiro/Flamco)
Toelaatbaarheid gedeeltelijke nietigverklaring octrooi en wijziging van't octrooischrift.
HvJ EG 23 januari 1997, zaak C-181/95 (Biogen/Smithkline)
ABC voor geneesmiddelen met meerdere basisoctrooien, voor elke houder van een basisoctrooi een ABC.
HvJ EG 12 juni 1997, zaak C-110/95 (Yamanouchi/Patent Office)
ABC. Draagwijdte van artikel 19.
HR 9 april 1999, BIE 2000, 31 (Epenhuijsen/Diversey I)
Het opwerpen van de nietigheid bij wege van verweer kan, doch kan niet leiden tot nietigverklaring octrooi.
HR 2 oktober 1998, BIE 2000, 58 (Generics/Smith Kline & French)
Beroep verworpen want een geneesmiddel mag na het verstrijken van't octrooi op de markt worden gebracht.
HR 16 februari 2001, BIE 2002, 26 (Van Egmond/Wiva)
Hof is niet verplicht om inlichtingen te vragen aan EOB of Bureau IE; verandering van woord 'is' in 'omvatten' is geen ongeoorloofde uitbreiding.
HvJ EG 10 mei 2001, zaak C-258/99 (BASF/BIE)
ABC voor gewasbeschermingsmiddelen: chemische elementen of verbindingen uit natuur of uit industrie, incl. verontreinigingen.
HR 2 november 2001, LJN AB2770 (British Telecom/KPN)
Welk tijdstip is maatgevend voor de kennis en het inzicht van de gemiddelde vakman.
HR 1 maart 2002, LJN AD7342 (TNO/Ter Meulen)
Of in het overeengekomen loon van verweerder een (billijke) vergoeding voor gemis aan octrooirechten is opgenomen.
HR 29 maart 2002, LJN AD8184 (Van Bentum/Kool)
Voor de door het Hof aangenomen zelfbeperking van [eiseres] bestond dus geen enkele reden en daarom zal ook de gemiddelde vakman niet aannemen dat [eiseres] redenen had voor een dergelijke zelfbeperking.
HR 31 oktober 2003, LJN AI0346 (Sara Lee/Intergro)
Het hof heeft zich uitgesproken over het ontbreken van't karakter van wezenlijk bestanddeel en dáártoe niet alleen overwogen dat de koffiebuil (als onderdeel van en samenstel) bekend was, maar voorts dat de houder voorzien van groeven conform de leer van't Amerikaanse octrooi, overeenkomstig de leer van't octrooi van Sara Lee gewijzigd dient te worden zonder dat enige maatregel met betrekking tot de koffiebuil vereist is, om de nadelen van de stand van de techniek (te weten het bypass-verschijnsel) te vermijden.
HvJ EG 11 december 2003, zaak C-127/00 (Hässle/Ratiopharm)
ABC. Begrip eerste vergunning voor in handel brengen in Gemeenschap; rechtsgevolgen van niet-inachtneming referentiedatum (art. 19).
HR 19 december 2003, LJN AF9714 (Roche/Primus)
Derhalve zoniet expliciet dan toch zeker impliciet kan worden afgeleid dat de Hoge Raad oordeelt dat artikel 16 lid 4 EEX de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om te oordelen over een vordering tot verbod op inbreuk op een buitenlands octrooi niet in de weg staat.
HR 12 november 2004, LJN AP9663 (Impro/Liko)
De gemiddelde vakman zal concluderen, dat voor een goede werking van de inrichting volgens het Impro-octrooi een parallellogramhefbeweging essentieel is.
HR 9 september 2005, LJN AT3135 (Navcom/Philips)
De enkele omstandigheid dat de Technische kamer van beroep het octrooi in gewijzigde vorm in stand heeft gehouden, brengt geen wijziging.
HvJ EG 13 juli 2006, zaak C-4/03 (GAT/LuK)
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter om te oordelen over een vordering tot verbod op inbreuk op een buitenlands octrooi.
HvJ EG 13 juli 2006, zaak C-539/03 (Roche/Primus)
Art. 6 EEX niet van toepassing op EU octrooi, inbreuk in elk van de lidstaten, divergenties zullen zich niet voordoen in gelijke gevallen.
HR 29 september 2006, LJN AU6098 (Bakel/Stork)
Geschil tussen octrooihouders over de vraag of een aanvrager van een Europees octrooi onrechtmatig handelt door niet alle mogelijke hem bekende informatie ter kennis van't EOB te brengen en of de houder van een door het EOB getoetst octrooi tegenover concurrenten wegens onjuiste pretentie onrechtmatig handelt indien de houder dit inroept terwijl dit naderhand wordt herroepen danwel vernietigd.
HR 22 december 2006, LJN AZ1081 (Dijkstra/Saier)
Buitenlandse houder van EU octrooi; een uit kunststof vervaardigde emmer met deksel, en een NL bedrijf over inbreuk maken op octrooi emmers met deksel.
Heeft u een afschrift van een 'klassieker' die nog niet digitaal beschikbaar is, of meent u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u dan de redactie: redactie@ie-forum.nl. Leest u vooral ook het Overzicht octrooirechtpraktijk HvJ EU, een zogenaamd, continue bijgewerkt living document, over aanhangige procedures en de meer recente uitspraken, IEF 10736.