Gepubliceerd op maandag 9 oktober 2023
IEF 21700
Rechtbank Den Haag ||
12 jul 2023
Rechtbank Den Haag 12 jul 2023, IEF 21700; ECLI:NL:RBDHA:2023:11721 (Stöbich tegen Hoefnagels), https://delex.nl/artikelen/inbreuk-op-octrooi-stobich-afgewezen-en-octrooi-deels-nietig

Inbreuk op octrooi Stöbich afgewezen en octrooi deels nietig

Rechtbank Den Haag 12 juli 2023, IEF 21700; ECLI:NL:RBDHA:2023:11721 (Stöbich tegen Hoefnagels). Stöbich is een Duitse partij die zich bezighoudt met het ontwikkelen van brandwerende producten. Hoefnagels is een Nederlandse onderneming die brandwerende afsluitingen produceert en verkoopt. Eén van de producten die Hoefnagels verkoopt, is een brandwerend rolgordijn met de naam ‘Firescreen Temperature’. Stöbich is sinds 2014 octrooihouder in Nederland van een brandwerende afsluiting in de vorm van een gordijn. Uitvinding GB 310, waarin een brandwerende barrière wordt beschreven, behoorde voor het octrooi van Stöbich reeds tot de stand van de techniek. In GB 310 wordt een brandwerende barrière beschreven met daarin ‘zakken’, waarbij het binnenste materiaal in de zakken uit kan zetten doordat de naden van de zakken desintegreren bij hitte.

Stöbich is van mening dat Hoefnagels met het brandwerende rolgordijn inbreuk maakt op haar octrooi en vordert bij de rechter een inbreukverbod. Hoefnagels voert verweer dat haar product niet onder de beschermingsomvang van het octrooi valt. Voorts stelt zij dat zij als voorgebruiker gerechtigd is het product te produceren en verkopen. Daarnaast stelt Hoefnagels ten aanzien van een deel van de conclusies dat deze nietig zijn wegens gebrek aan nieuwheid en/of inventiviteit ten opzichte van GB 310 en vordert in reconventie vernietiging daarvan.

De uitvinding waar het octrooi van Stöbich op ziet, bestaat uit twee lagen die zo aan elkaar verbonden zijn dat interne kamers worden gecreëerd. Volgens de uitvinding is het thermisch expanderende materiaal in lussen opgenomen, waarbij ten minste een deel van de lussen voor losgaan onder warmte-inwerking is gevormd. De naden van de lussen verdwijnen bij hitte en verliezen hierdoor hun fixerende werking. In de deelconclusies van het octrooi worden geen nieuwe conclusies ten aanzien van uitvinding GB 310 beschreven volgens de rechtbank, waardoor zij tot de conclusie komt dat deze conclusies niet nieuw en daarmee nietig zijn. De hulpverzoeken die Stöbich doet, mogen tevens niet baten wegens gebrek aan inventiviteit en nieuwheid. De deelconclusies worden door de rechtbank vernietigd.

4.17.

Deze in figuur 3A van GB 310 binnen naad 10 aanwezige lus is ook gevormd voor het losgaan onder warmte-inwerking. In GB 310 is immers beschreven dat de kern van het naadmateriaal waarmee naad 10 is gevormd verdwijnt onder (bijvoorbeeld) warmte-inwerking. Het overblijvende naadmateriaal is langer, waardoor de naad als het ware losser wordt, de twee lagen niet meer op elkaar houdt en er daardoor de gewenste extra ruimte20 ontstaat voor het thermisch expanderende materiaal. Stöbich heeft er op gewezen dat er in GB 310 nog wel - langer - naadmateriaal aanwezig blijft, dat de stoflagen bij elkaar houdt21. Dit betekent echter niet dat er in GB 310 geen sprake is van voor het losgaan onder warmte-inwerking gevormde lussen in de zin van het octrooi. EP 007 is niet beperkt tot het geheel verdwijnen van naden. In paragraaf [0023] van EP 007 is beschreven dat de onder warmte-inwerking losgaande lussen met een naadmateriaal worden voortgebracht, dat onder warmte-inwerking niet bestendig is en dat hiermee in het bijzonder bedoeld wordt dat het naadmateriaal smelt, bijvoorbeeld afbreekt/verdwijnt of zijn fixerende werking op een andere wijze verliest. Onder dat laatste valt ook het naadmateriaal in GB 310. Door het smelten van de kern wordt het naadmateriaal (in een vooraf te bepalen mate) langer en verliest het daarmee zijn fixerende werking op de stoflagen, die los van elkaar komen. De met dit naadmateriaal (naad 10) vervaardigde lussen in GB 310 betreffen dan ook onder warmte-inwerking losgaande lussen in de zin van deelkenmerk 1.5 van EP 007. 

4.18.

Stöbich heeft aangevoerd dat de afstand tussen de naden 8 en 10 verwaarloosbaar is en daarom de ruimte tussen naden 8 en 10 van figuur 3A niet als een lus in de zin van het octrooi is te zien. Dat betoog faalt reeds omdat de rechtbank niet die ruimte maar de ruimte omsloten door naad 10 als lus kenschetst. Zelfs echter als dit anders zou worden gezien, gaat dit argument niet op. Gelet op de openbaring van GB 310 zoals hiervoor omschreven is immers duidelijk dat de ruimte die ontstaat (tussen naden 8 en 10) door het langer worden van het naadmateriaal in naad 10 voldoende is voor een expansie van het thermisch expanderende materiaal. Die ruimte kan om die reden dan ook niet worden verwaarloosd en is integendeel van hetzelfde belang als in het octrooi. 

4.19.

Uit het voorgaande volgt eveneens dat deelkenmerk 1.6 in GB 310 wordt geopenbaard. De lus binnen naad 10 uit figuur 3A van GB 310 is door middel van een naadmateriaal voortgebracht, dat onder warmte-inwerking niet bestendig is, omdat het langer wordt en daarmee zijn fixerende werking verliest overeenkomstig paragraaf [0023] van EP 007. 

4.20.

Omdat alle deelkenmerken van conclusie 1 van EP 007 in GB 310 direct en ondubbelzinnig aan de gemiddelde vakpersoon worden geopenbaard, is deze conclusie niet nieuw en daarmee nietig.