22 aug 2017
Kopieer citeerwijze ||
Sabon Shel Pa’am Industries LTD tegen Orion Retail BV
Indicatietarieven normaal kort geding niet toepasselijk op buitenlandse vennootschap Sabon
Vzr. Rechtbank Den Haag 22 augustus 2017, IEF 17052; ECLI:NL:RBDHA:2017:9497 (Sabon Shel Pa’am Industries LTD tegen Orion Retail BV) Merkenrecht. Kort geding bij vervroeging. Verstekvonnis. Noodzakelijke spoedeisendheid van staking merkinbreuk volgt uit de gestelde voortdurende en dreigende inbreuk op de ingeroepen merkrechten van eiseres. Eiseres voert aan dat zaak als normaal kort geding moet worden aangemerkt. Sprake van een eenvoudige zaak, nu het gaat om een onbestreden inbreuk op merkrechten. Onvoldoende aannemelijk dat eiseres als buitenlandse vennootschap substantieel meer kosten heeft moeten maken. Blijkt niet uit toelichting ter zitting en correspondentie tussen partijen dat onderhandelingen veel tijd hebben gevergd. Ambtshalve beoordeling proceskostenvordering op basis van laatste versie IE-indicatietarieven, te weten € 6.000,-.
2.10. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat deze zaak aangemerkt kan worden als een normaal kort geding in de zin van de Indicatietarieven in IE-zaken van de Nederlandse rechtbanken, versie 1 april 2017, niet als een eenvoudig kort geding. Zij voert daartoe aan dat zij een buitenlandse vennootschap is, zodat extra kosten gemaakt moesten worden voor uitleg van het Nederlandse rechtssysteem en vertaling. Voorts voert zij aan dat zij relatief veel tijd heeft moeten besteden aan onderhandelingen met gedaagde, die ongestructureerd verliepen en waarbij gedaagde niet werd bijgestaan door een advocaat. Tot slot draagt de achtergrond van de franchise-overeenkomst met de failliete vennootschap, uit de boedel waarvan gedaagde activa heeft gekocht, volgens eiseres bij aan de bewerkelijkheid van de zaak.
2.11. De voorzieningenrechter overweegt ambtshalve dat er in casu sprake is van een eenvoudige zaak, nu het gaat om een onbestreden inbreuk op merkrechten op grond van artikel 9 lid 2 onder a UMVo en 2.20 lid 1 sub a BVIE. Dat eiseres als buitenlandse vennootschap substantieel meer kosten heeft moeten maken dan een Nederlandse procespartij acht de voorzieningenrechter in dit geval onvoldoende aannemelijk. Daarbij zij opgemerkt dat ook aan een Nederlandse procespartij veelal uitleg over het Nederlandse rechtssysteem gegeven zal moeten worden en de kostenspecificatie geen vertaalkosten vermeldt. Daarnaast blijkt noch uit de toelichting ter zitting, noch uit de overgelegde correspondentie dat partijen onderhandelingen hebben gevoerd die veel tijd hebben gevergd. De correspondentie laat alleen wat kort mailverkeer met contouren voor schikkingsvoorstellen zien. Dergelijke onderhandelingen vormen geen aanleiding voor toepassing van een andere tarief-categorie. Hetzelfde geldt voor de feitelijke achtergrond van de zaak, nu eiseres zelf (onweersproken) heeft aangevoerd dat gedaagde geen partij was bij de franchiseovereenkomst met de failliete franchisenemer. Dit alles leidt tot de slotsom dat de voorzieningenrechter het kort geding aanmerkt als een eenvoudig kort geding en het tarief van € 6.000,- toepast als het maximale tarief in de toepasselijke categorie.