8 jun 2017
Kopieer citeerwijze ||
Gözze Frottierweberei tegen Verein Bremer Baumwollbörse
Keurmerken alleen 'normaal gebruikt' indien wordt ingestaan voor kwaliteitscontrole
HvJ EU 8 juni 2017, IEF 16861; IEFbe 2200; C‑689/15; ECLI:EU:C:2017:434 (Gözze Frottierweberei tegen Verein Bremer Baumwollbörse) Uniemerk. Normaal gebruik van keurmerk. Certificeringsmerk. Geen regelmatige kwaliteitscontrole bij licentienemers. Indiening van het teken ,bloem van de katoenplant’ door een vereniging – Inschrijving als individueel merk – Concessie van licentieovereenkomsten voor het gebruik van dit merk aan textielfabrikanten die lid zijn van deze vereniging – Vordering tot nietig- of vervallenverklaring – Begrip ,normaal gebruik’ – Wezenlijke functie van herkomstaanduiding
HvJ EU:
1) Artikel 15, lid 1, van [UniemerkenVo] moet aldus worden uitgelegd dat het aanbrengen van een individueel Uniemerk, door de houder ervan of met zijn instemming, op waren als keurmerk niet kan worden beschouwd als een gebruik daarvan als merk dat onder het begrip „normaal gebruik” in de zin van deze bepaling valt. Het aanbrengen van dat merk levert evenwel een dergelijk normaal gebruik op indien daardoor tevens en tegelijkertijd de consument de waarborg wordt geboden dat de betrokken waren afkomstig zijn van eenzelfde onderneming en dat deze waren zijn vervaardigd onder controle van deze onderneming die kan worden geacht in te staan voor de kwaliteit ervan. In dat geval kan de houder van dat merk op grond van artikel 9, lid 1, onder b), van deze verordening verbieden dat een derde een overeenstemmend teken op identieke waren aanbrengt, indien daardoor gevaar voor verwarring bij het publiek kan ontstaan.
2) Artikel 52, lid 1, onder a), en artikel 7, lid 1, onder g), van verordening nr. 207/2009 moeten aldus worden uitgelegd dat een individueel merk niet nietig kan worden verklaard – door deze bepalingen samen toe te passen – op grond dat de merkhouder niet door regelmatige kwaliteitscontroles bij zijn licentienemers waarborgt dat de kwaliteitsverwachtingen die het publiek aan dit teken verbindt, juist zijn.
3) Verordening nr. 207/2009 moet aldus worden uitgelegd dat de bepalingen ervan betreffende de collectieve Uniemerken niet mutatis mutandis kunnen worden toegepast op de individuele Uniemerken.
Gestelde vragen [IEF 15665]
1) Kan er bij het gebruik van een individueel merk als keurmerk sprake zijn van een gebruik als merk in de zin van artikel 9, lid 1, en artikel 15, lid 1, van verordening [nr. 207/2009] voor de waren waarvoor het wordt gebruikt?
2) Bij een bevestigend antwoord op de eerste vraag: moet een dergelijk merk overeenkomstig artikel 52, lid 1, onder a), juncto artikel 7, lid 1, onder g), nietig of met overeenkomstige toepassing van artikel 73, onder c), van verordening [nr. 207/2009] vervallen worden verklaard wanneer de merkhouder niet door regelmatige kwaliteitscontroles bij zijn licentienemers waarborgt dat de kwaliteitsverwachtingen die het publiek aan dit teken verbindt, juist zijn?