Gepubliceerd op donderdag 6 september 2007
IEF 4618
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Kunstgras

kunstgras.jpgRechtbank Zutphen, 23 augustus 2007, KG ZA 07-231, Doornewaard tegen Air Force Ltd & Gerechtshof ’s-Gravenhage, 24 mei 2007, Rolnr. 03/650, Air Force Ltd. Tegen Smillie Beheer B.V. & Silic Nova B.V.  (Beide uitspraken met dank aan  Marleen van den Horst, BarentsKrans).

Vonnis tot opheffing van een bewijsbeslag in de eerder gesignaleerde Zutphense octrooizaak (IEF 4566) en het in hetzelfde artikel genoemde arrest van het hof Den Haag. Beide zaken hebben betrekking op de (volgens het hof) inbreukmakende Silicair-machine van Smillie.

In het arrest van 24 mei 2007 beoordeelt het hof de inbreuk door Smillie op een tweetal Europese octrooien van Airforce, waarvan de ene ziet op een inrichting en werkwijze voor het reinigen van speeloppervlakken uit kunstgras, en de ander ziet op een inrichting en werkwijze voor het herstellen van speeloppervlakken van kunstgras. Om onopgehelderde redenen zit een tijdvak van meer dan 5 jaar tussen het arrest van 24 mei 2007 en het beroepen vonnis van 27 april 2002. Eveneens blijft onopgehelderd waarom Airforce tegen dit vonnis is beroep is gegaan, maar vervolgens verzuimd heeft om van grieven te dienen, met als gevolg dat in hoger beroep alleen de incidentele grieven van Smillie aan de orde zijn.

Het hof oordeelt dat de Silicair-machine valt onder de beschermingsomvang van in elk geval één van de conclusies van beide octrooien. Ten aanzien van het tweede octrooi (het octrooi voor het herstellen van speeloppervlakken) wordt in de Silicair-machine volgens de rechtbank een equivalente werkwijze toegepast onder de functie-wijze-resultaat toets. Slotsom is dat de incidentele grieven van Smillie worden afgewezen en dat de door Smillie gevorderde verklaringen voor recht van niet-inbreuk niet voor toewijzing in aanmerking komen.

Het hof oordeelt dat de Silicair-machine valt onder de beschermingsomvang van in elk geval één van de conclusies van beide octrooien. Ten aanzien van het tweede octrooi (het octrooi voor het herstellen van speeloppervlakken) wordt in de Silicair-machine volgens de rechtbank een equivalente werkwijze toegepast onder de functie-wijze-resultaat toets. Slotsom is dat de incidentele grieven van Smillie worden afgewezen en dat de door Smillie gevorderde verklaringen voor recht van niet-inbreuk niet voor toewijzing in aanmerking komen.

In het vonnis in kort geding van 23 augustus 2007 vordert Doornewaard de opheffing van onder hem gelegde conservatoire (bewijs)beslagen op een exemplaar van de Silicair-machine.

De voorzieningenrechter in de rechtbank Zutphen acht zich onbevoegd  om van de vorderingen van Doornewaard kennis te nemen. Uitsluitend de rechtbank Den Haag zou bevoegd zijn. Weliswaar is de Zutphense de voorzieningenrechter als beslagrechter in beginsel bevoegd tot opheffing van het beslag op grond van artikel 705 Rv, maar dit betreft  volgens de voorzieningenrechter een aanvullende bevoegdheid, terwijl in dit geval de bevoegdheid van de Haagse rechter op grond van artikel 80 lid 2 sub a van de Rijksoctrooiwet prevaleert.

De voorzieningenrechter overweegt:

“Aangezien de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht slechts kan blijken uit een beoordeling van de vraag over de geldigheid en handhaving van octrooien, is krachtens het bepaalde in artikel 80 lid 2 aanhef en onder a. van de Rijksoctrooiwet 1995 de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage in kort geding in Nederland bij uitsluiting bevoegd van de vordering tot opheffing van het onderhavige beslag kennis te nemen.” 

Lees het vonnis hier en het arrest hier.