11 jan 2017
Marketingbijdrage voor Indiase kaas-campagne voor redelijke opzegtermijn van 6 maanden
Rechtbank Overijssel 11 januari 2017, IEF 16707; ECLI:NL:RBOVE:2017:42 (Panir 'De Heilige Koe') Merkenrecht. Marketingbijdrage. [Eiser] heeft vanaf 2005 campagne gevoerd en proeverijen georganiseerd om panir, een Indiase kaassoort, in de Nederlandse markt bekendheid te geven. Van 2005 tot en met 2013 heeft de firma Weerribben Zuivel voor het merk “De Heilige Koe” van eiser panir geproduceerd. Gedaagde produceert en levert sinds 2014 rechtstreeks aan afnemers en correspondeerd over de vergoeding voor marketingactiviteiten. De door eiser gevorderde betaling van marketingbijdrage over een redelijke opzegtermijn van 6 maanden wordt toegewezen. Gevorderde verklaring voor recht dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiser door het benaderen van afnemers van gedaagde en het voortzetten van de productie onder eigen naam wordt afgewezen.
4.10. Vooropgesteld wordt aldus dat het door [gedaagde] produceren en distribueren van panir onder een eigen label in beginsel niet als onrechtmatig te gelden heeft. Uitgangspunt is immers de vrijheid van handel en bedrijf. Dit kan onder omstandigheden anders zijn als sprake is van ongeoorloofde concurrentie, voortvloeiende uit specifieke omstandigheden van het geval die maken dat sprake is van onrechtmatig handelen door oneerlijk gedrag danwel door een optelsom van bijkomende omstandigheden die concurrentie onzorgvuldig maakt. Aan [eiser] moet worden toegegeven dat de mail van [gedaagde] van 16 september 2015 aan een afnemer van panir tot onduidelijkheid heeft kunnen leiden omtrent de (voortgang van) productie van panir onder het merk/label “De Heilige Koe”. In zoverre is die mail als onzorgvuldig te beschouwen. Er zijn echter onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat [gedaagde] afnemers “onder valse voorwendselen” ertoe heeft bewogen panir bij hem af te gaan nemen. Voorts zijn door [eiser] onvoldoende bijkomende omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat sprake was van onzorgvuldige concurrentie als hiervoor bedoeld. Daarbij komt dat het, gelet op de betwisting van [gedaagde] , op de weg van [eiser] had gelegen nader te onderbouwen dat en welke schade hij door het handelen van [gedaagde] heeft geleden. [eiser] heeft in dit verband volstaan met een niet met stukken onderbouwde (globale) berekening van de door hem gedane marketinginvesteringen voor panir onder het label “De Heilige Koe” vanaf 2004 (aldus ook over de periode voorafgaand aan de samenwerking met [gedaagde] ) en heeft geen inzicht gegeven in de door hem ontvangen prestaties over die periode (waaronder de marketingbijdragen van [gedaagde] en De Weerribben). Daarmee heeft [eiser] op dat punt niet aan zijn stelplicht voldaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen van [gedaagde] . De rechtbank komt tot de slotsom dat de vorderingen onder II, III en IV moeten worden afgewezen.
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 14.210,00 (veertienduizendtweehonderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW daarover vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag volgende op die waarop de maandelijkse marketingvergoeding verschuldigd is geworden tot de dag van volledige betaling,