Marque en vogue
GvEA, 4 oktober 2007, zaak T-481/04, Advance Magazine Publishers, Inc. tegen OHIM/ Capela & Irmãos, Lda, established (geen Nederlandse vertaling beschikbaar).
Oppositie op grond van ouder Portugees woordmerk Vogue Portugal (klasse 25) en handelsnaam VOGUE –Sapataia tegen Gemeenschapsmerkaanvrage woordmerk VOGUE (klassen 9, 14, 16, 25 en 41). De oppositie is gericht tegen klasse 25, kleding.
Het OHIM wijst de oppositie toe, onder meer omdat het element Portugal onder oude, niet meer geldende, Portugese wetgeving verplicht was als herkomstaanduiding, maar gebruik van dit element nu niet meer vereist is. 'Portugal' telt daarom niet niet mee in de vergelijking. Een in beroep ingeroepen internationale registratie kon volgens OHIM niet worden ingeroepen tegen het oudere Portugese merk, omdat het merk zelfs niet eens ter sprake was gekomen in eerste instantie.
Het gerecht vernietigt de beslissing van het OHIM en wijst er, nogmaals, op dat het OHIM in dit soort gevallen en discretionaire bevoegdheid heeft end at zij deze bevoegdheid moet gebruiken. Zonder meer afwijzen van later ingebracht bewijs is derhalve niet toegestaan.
“20. However, the Board of Appeal thereby misconstrues Article 74(2) of Regulation No 40/94. That provision, under which OHIM may not take into account facts that were not pleaded or evidence that was not submitted in due time by the parties, grants the Board of Appeal, when presented with facts and evidence which are submitted late, a discretion as to whether or not to take account of such information when making the decision which it is called upon to give (Case C-29/05 P OHIM v Kaul [2007] ECR I-0000, paragraph 68).
21. Therefore, instead of exercising the discretion which it thus has, the Board of Appeal wrongly considered itself to be lacking any discretion, in the present case, as to whether to take account or not of the facts and evidence at issue (see, to that effect, OHIM v Kaul, paragraph 69).
22. Moreover, as the Board of Appeal did not examine the facts and evidence at issue, or the applicant’s arguments relating thereto, and merely held them inadmissible, the Court cannot substitute itself for OHIM in the assessment of their relevance in the present case and therefore cannot rule on OHIM’s reasoning in that regard.
23. It follows that the contested decision must be annulled without it being necessary to examine the other grounds raised by the applicant.
Lees het arrest hier.