Gepubliceerd op woensdag 9 februari 2022
IEF 20521
Hof Amsterdam ||
11 jan 2022
Hof Amsterdam 11 jan 2022, IEF 20521; ECLI:NL:GHAMS:2022:54 (Louverdrape NL tegen Lecluyse), https://delex.nl/artikelen/merkinbreuk-door-lamellenmerk-bevestigd-in-hoger-beroep

Merkinbreuk door lamellenmerk bevestigd in hoger beroep

Hof Amsterdam 11 januari 2022, IEF 20521, IEFbe 3380; ECLI:NL:GHAMS:2022:54 (Louverdrape NL tegen Lecluyse) Lecluyse is een Belgische vennootschap en heeft een productielijn onder de naam ‘Louverdrape’ voor verticale lamellen. Lecluyse heeft met de Nederlandse vof Louverdrape NL een overeenkomst gesloten waarin Louverdrape NL het alleenverkooprecht krijgt voor Nederland. Lecluyse heeft een Benelux woord-/beeldmerk met het element ‘LOUVERDRAPE’ gedeponeerd en vervolgens de alleenverkoopovereenkomst opgezegd. In eerste aanleg heeft de rechtbank geoordeeld dat Louverdrape NL het gebruik van domeinnamen die inbreuk maken op het merkrecht van Lecluyse moet staken en gestaakt moet houden [IEF 19332]. Hiertegen gaan Lamella c.s. (voorheen Louverdrape NL) in hoger beroep.

Lamella c.s. voeren aan dat zij de naam Louverdrape-Nederland niet gebruiken voor waren, maar als handelsnaam. Het gebruiken van deze handelsnaam zou daarom niet leiden tot een inbreuk op het merkrecht van Lecluyse. De alleenverkoopovereenkomst gold als basis voor het verkopen van haar producten onder het merk Louverdrape. Deze gold niet voor het gebruik van de handelsnaam Louverdrape-Nederland. De rechtbank heeft dus volgens Lamella c.s. het onderscheid tussen merk en handelsnaam miskend. Het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is om tot het oordeel te komen dat Lamella c.s. de handelsnaam al eerder startten voordat het cont(r)act met Lecluyse tot stand is gekomen. Daarnaast hebben Lamella c.s. niet betwist dat hun onderneming onder de handelsnaam Louverdrape Nederland verticale lamellen op de markt brengt, hetgeen voldoende is voor merkinbreuk. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank.

3.8

Evenals de rechtbank komt het hof tot het oordeel dat Lecluyse het recht heeft zich te verzetten tegen het gebruik door Lamella c.s. van het teken Louverdrape en dat de vordering van Lecluyse strekkende tot het staken van dat gebruik niet is verjaard. Vanaf 1964 bestond de alleenverkoopovereenkomst en daarmee de exclusieve distributierelatie tussen Lecluyse en Louverdrape-Nederland en in 1971 heeft Lecluyse als principaal het woord-/beeldmerk met het element ‘LOUVERDRAPE’ gedeponeerd. Het betoog van Lamella c.s. dat zij beschikken over oudere handelsnaamrechten en aldus het gebruik van die naam (en overeenstemmende domeinnamen) mogen voortzetten, faalt omdat het betoog miskent dat zij vanaf 1964 slechts gebruik hebben mogen maken van het teken Louverdrape bij gratie van het bestaan van de exclusieve distributierelatie met haar principaal. De rechtbank heeft (aldus) terecht en op goede gronden geoordeeld dat Lecluyse zich thans jegens Lamella c.s. kan verzetten tegen het gebruik van dat teken (als handelsnaam, merk en/of domeinnaam) op grond van de aan haar toekomende merkrechten. Nu zij pas vanaf het eindigen van de exclusieve distributierelatie in juni 2018 de vordering tot het staken van dit gebruik kon instellen, is de verjaringstermijn toen pas gaan lopen. Ook het beroep van Lamella c.s. op verjaring van de vordering van Lecluyse heeft dus geen succes.