Gepubliceerd op donderdag 9 december 2021
IEF 20386
Rechtbank Gelderland ||
23 nov 2021
Rechtbank Gelderland 23 nov 2021, IEF 20386; (Hewlett Packard Enterprise tegen PTP), https://delex.nl/artikelen/merkinbreuk-vanwege-ongeautoriseerde-parallelimport

Ingezonden door Jaap Bremer en Allard van Duijn, BarentsKrans.

Merkinbreuk vanwege ongeautoriseerde parallelimport

Vrz. Rechtbank Gelderland 23 november 2021, IEF 20386; ECLI:NL:RBGEL:2021:6179 (Hewlett Packard Enterprise tegen PTP) Kort geding. Hewlett Packard Enterprise (hierna HPE) houdt een aantal merkrechten. HPE informeert PTP dat zij beschikt over bewijs dat wijst op illegale parallelimport door PTP van HPE-producten. HPE heeft bewijsbeslag doen leggen op een grote hoeveelheid aan digitale en fysieke bescheiden van PTP. Uit hoofde van het beslag tot afgifte zijn een groot aantal bij PTP aanwezige HPE-producten in gerechtelijke bewaring genomen. HPE stelt in deze procedure vorderingen in op grond van het bepaalde in artikel 843a Rv, die bij toewijzing in staat stellen om al dan niet volledige inzage in afschriften en afgifte van de beslagen bescheiden te verkrijgen.

PTP verzet zich tegen de gevorderde inzage en vordert in reconventie opheffing van de gelegde beslagen en een verbod voor HPE om zolang de vorderingen in de bodemprocedure van HPE niet zijn toegewezen, nogmaals conservatoire beslagen te leggen die verband houden met die vorderingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat PTP inbreuk maakt op het merk van HPE vanwege ongeautoriseerde parallelimport van HPE-producten. Om die reden is PTP op straffe van een dwangsom veroordeeld om ex art. 843a Rv inzage toe te staan in de beslagen bescheiden die betrekking hebben op ongeautoriseerde parallelimport. Verder is PTP veroordeeld om medewerking te verlenen aan de ontsleuteling van serienummers van HPE-producten.

5.8. De vraag is of HPE c.s. een rechtmatig belang hebben bij inzage in en afschrift en afgifte van de beslagen stukken die zien op ongeoorloofde parallelimport door PTP. Voorop moet worden gesteld dat voor het aannemen van een rechtmatig belang in voornoemde zin voldoende is dat de partij die inzage verlangt aan de hand van de hem bekende feiten en omstandigheden aannemelijk maakt dat hij mogelijk een onderliggende vordering heeft en dat de verlangde stukken relevant kunnen zijn voor de onderbouwing van deze vordering. Gelet op de door HPE c.s. reeds vastgestelde ongeoorlofde paralleimport hebben HPE c.s in beginsel dan ook een rechtmatig belang om aan de hand van beslagen bescheiden bewijs te vergaren met betrekking tot de omvang waarin deze parallelimport daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het verweer van PTP in dit verband komt erop neer dat HPE c.s. reeds over alle informatie beschikken uit hoofde van de door HPE c.s. uitgevoerde audits, testaankopen, informatievergaring uit de eigen database van HPE c.s. schikkingen met inbreukmakende verkopers en het ontvangen van zogenaamde 'data dumps' van gecontracteerde wederverkopers, zodat HPE c.s. ter onderbouwing van hun vorderingen in de bodemprocedure geen inzage nodig hebben in de administratie van PTP.