Gepubliceerd op maandag 18 juli 2022
IEF 20847
Hof Den Haag ||
12 jul 2022
Hof Den Haag 12 jul 2022, IEF 20847; ECLI:NL:GHDHA:2022:1289 (LB11 tegen Hennessy), https://delex.nl/artikelen/merkrechten-op-in-factuur-genoemde-producten-zijn-uitgeput

Uitspraak ingezonden door Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Groen

Merkrechten op in factuur genoemde producten zijn uitgeput

Hof Den Haag 12 juli 2022, IEF 20847; ECLI:NL:GHDHA:2022:1289 (LB11 tegen Hennessy) Hennessy is een onderneming die zich bezighoudt met de productie en handel van dranken. LB11 maakt onderdeel uit van de Van Caem Klerks Group, een groothandel van merkgoederen waaronder alcoholhoudende dranken. Op 7 juli 2017 [IEF 16934] heeft de voorzieningenrechter LB11 bevolen iedere inbreuk op de merken van Hennessy te staken en gestaakt te houden. In het tussenarrest van 30 april 2019 [IEF 18443] oordeelde het hof onder meer dat de merkrechten van Hennessy waren uitgeput en dat de door Hennessy overgelegde prijslijsten onvoldoende aannemelijk maakten dat LB11 inbreuk maakt op de Hennessy-merken. Op 12 juli 2022 oordeelt het hof vervolgens dat voldoende aannemelijk is dat Hennessy de producten aan haar koper(s) heeft geleverd.

Het hof komt daardoor tot het oordeel dat Hennessy de in factuur A en factuur B genoemde Hennessy-producten zelf in de EER in de handel heeft gebracht. De merkrechten op de in factuur A en factuur B genoemde Hennessy-producten zijn volgens het oordeel van het hof dan ook uitgeput. Ook ten aanzien van de in factuur C, D en E genoemde Hennessy-producten kan LB11 zich volgens het hof beroepen op uitputting van de merkrechten. Op grond hiervan oordeelt het hof in het arrest van 12 juli 2022 dat het onvoldoende aannemelijk is geworden dat LB11 inbreuk heeft gemaakt op de Hennessy-merken. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 7 juli 2017 en wijst de vorderingen van Hennessy af.

2.11 Het hof komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat LB11 voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Hennessy de betreffende producten onder de douanestatus AGD aan de koper(s) heeft geleverd en daarmee dat Hennessy de in factuur A en factuur B genoemde Hennessy-producten zelf in de EER in de handel heeft gebracht, zodat de merkrechten op de in factuur A en factuur B genoemde Hennessy-producten zijn uitgeput.

2.13 Hennessy c.s. voert hiertegen aan dat LB11 de factuur van Hennessy aan “Y” niet overlegt, dat zij daardoor de inhoud van de factuur niet kan controleren en dat er gelet op het in deze procedure geldende vertrouwelijkheidsregime geen rechtvaardiging bestaat om deze factuur niet over te leggen. Bij dit laatste gaat Hennessy c.s. er echter aan voorbij dat dit een factuur van Hennessy aan een derde betreft. LB11 heeft tijdens de mondelinge behandeling van 14 april 2022 betoogd dat zij niet over deze factuur kan beschikken. Dat de factuur van Hennessy aan “Y” niet is overgelegd, is voor het hof geen reden om de verklaring van BDO ter zijde te stellen. Hennessy c.s. heeft immers geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aan de onafhankelijkheid en oprechtheid van BDO kan worden getwijfeld. Het hof gaat daarom voorshands uit van de juistheid van de verklaring van BDO. Dat betekent dat LB11 haar stelling dat de merkrechten op de in factuur C genoemde producten zijn uitgeput in dit kort geding voldoende heeft onderbouwd.

2.18 Gelet op het voorgaande kan LB11 zich ook ten aanzien van de in factuur D genoemde Hennessy-producten beroepen op uitputting van de merkrechten en kon/kan Hennessy c.s. zich niet verzetten tegen verdere verhandeling.

2.25 Hennessy c.s. erkent inmiddels dat factuur E betrekking heeft op uitgeputte Hennessy-producten. Deze factuur behoeft daarom geen nadere bespreking.