Naar Utrecht
Rechtbank ’s-Gravenhage, vonnis in het incident van 21 januari 2009, HA ZA 08-3489, Spro B.V. tegen Sensas S.A.
Merkenrecht. Bevoegdheidsincident. Spro vordert in de hoofdzaak, kort samengevat, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de nietigverklaring van het internationale woordmerk SCOPEX, een gesteld beschrijvende en generieke aanduiding voor een bepaald soort voedsel/smaak voor visvoer voor met name karpers. De incidentele vordering van de (in Frankrijk gevestigde) gedaagde Sensas die ziet op de bevoegdheid van de rechtbank wordt toegewezen. De zaak wordt verwezen naar de Rechtbank Utrecht, die ook over 1019h proceskosten mag beslissen.
Rechtsmacht: “4.2. De Nederlandse rechter (dan wel de Belgische of de Luxemburgse rechter) heeft ingevolge artikel 22 lid 4 EEX rechtsmacht ten aanzien van de vordering tot nietigverklaring van een Beneluxmerk alsmede de daarmee samenhangende vordering tot doorhaling van het in geschil zijnde woordmerk. De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 5 lid 3 EEX rechtsmacht om kennis te nemen van de vorderingen gebaseerd op onrechtmatige daad, omdat de schadebrengende feiten, te weten de naar gesteld onrechtmatig jegens Spro getroffen conservatoire rechtsmaatregelen, zich in Nederland hebben voorgedaan.
Relatieve bevoegdheid: 4.3. De rechtbank Utrecht is krachtens het bepaalde in artikel 4.6 lid 2 BVIE relatief bevoegd om van de vordering tot nietigverklaring en de daarmee samenhangende vordering tot doorhaling van het internationale woordmerk SCOPEX kennis te nemen, aangezien Sensas geen vestigingsplaats binnen het Benelux-gebied heeft en voor de vaststelling van de relatieve bevoegdheid derhalve bij de vestigingsplaats van Spro in het arrondissement Utrecht moet worden aangeknoopt.
De rechtbank verwerpt het betoog van SPRO dat de doorhaling van de merkinschrijving als een verbintenis moet worden gekwalificeerd, die ten kantore van het in dit arrondissement gevestigde Bureau dient te worden uitgevoerd, omdat het Bureau geen partij in deze procedure is en van een verbintenis zoals bedoeld in artikel 4.6 lid 1 BVIE derhalve geen sprake kan zijn.
4.4. De rechtbank Utrecht is op grond van artikel 102 Rv tevens relatief bevoegd om van de op onrechtmatige daad gebaseerde vorderingen kennis te nemen, omdat de conservatoire rechtsmaatregelen in het arrondissement Utrecht zijn getroffen en de schadebrengende feiten zich derhalve daar hebben voorgedaan. Het betoog van SPRO dat het schadebrengende feit zou bestaan uit de onrechtmatige inschrijving van het merk SCOPEX alsmede het niet doorhalen van de inschrijving moet worden gepasseerd, aangezien in de dagvaarding deze feiten niet aan de op onrechtmatige daad gebaseerde vordering ten grondslag zijn gelegd.
4.5. De incidentele vordering zal worden toegewezen. De rechtbank zal de zaak in de stand waarin zij zich thans bevindt naar de rechtbank Utrecht verwijzen teneinde daar verder te procederen.”
Lees het vonnis hier.