13 feb 2023
Uitspraak ingezonden door Max van Oostrum en Marga Verwoert, Leeway
Nakomingsvordering afgewezen vanwege inbreuk op IE-rechten
Rechtbank Oost-Brabant 13 februari 2023, IEF 21252; C/01/387995 / KG ZA 22-591 (Grafix tegen RMS c.s.) In een parallel kort geding vordert Grafix c.s. nakoming door RMS c.s. van een overeenkomst die export van spellen uit China mogelijk maakt. RMS c.s. heeft deze overeenkomst opgezegd met een beroep op de voornoemde inbreuken op intellectuele eigendomsrechten. De rechter constateert onder verwijzing naar het voornoemde vonnis dat er sprake is van tekortkomingen in de nakoming van verplichtingen aan de zijde van Grafix c.s. Grafix c.s. meent dat deze tekortkomingen de opzegging van de overeenkomst niet rechtvaardigen. De rechter oordeelt dat dit onvoldoende is aangetoond en wijst de vorderingen van Grafix c.s. af.
4.4. In dit kader is relevant wat door de voorzieningenrechter is overwogen en beslist in het vonnis van 7 februari 2023, in de zaak die gevoegd is behandeld met onderhavig kort geding met zaaknummer C/01/387998 / KG ZA 22-592. In dat vonnis staan de door RMS c.s. gestelde inbreuken op haar intellectuele eigendomsrechten gepleegd door Grafix centraal. Uit dat vonnis volgt dat er sprake is van door Grafix gepleegde inbreuken op de intellectuele eigendomsrechten van RMS c.s.. De voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat er tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen van Grafix zijn vast te stellen.
4.6. Dan rest de vraag of de bij vonnis van 7 februari 2023 door deze voorzieningenrechter vastgestelde inbreuken, zijn aan te merken als tekortkomingen die de beëindiging van de overeenkomst(en) door RMS c.s. rechtvaardigen. In het kader van dit kort geding is dat bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing onvoldoende vast te stellen, RMS c.s. hebben dit argument naar voren gebracht maar daartoe onvoldoende aangevoerd. Uit niets blijkt immers dat partijen met de 'toerekenbare tekortkomingen' zoals vermeld in art. 7.2. van de VSO II bedoeld hebben dat het om zeer omvangrijke inbreuken of op meerdere gronden tekortschieten moest gaan. Om met voldoende zekerheid te kunnen vaststellen dat partijen een bedoeling hebben gehad die niet expliciet is opgenomen in de overeenkomst, is nader feitenonderzoek nodig, waarvoor onderhavig kort geding zich niet leent.