Nicht zur Erfindung gehörenden
Commentaar in´t kort van Bart Jansen, Zacco.
Octrooirecht. Niet-vertaald deel. In het kort geding Truma vs Tradekar [IEF 11112] werd, naast andere bezwaren, het niet-vertalen van het Nederlandse deel van een Europees octrooi EP 1 836 085 dat in oppositie was gewijzigd gezien als grond voor het mogelijk niet-handhaafbaar zijn van het octrooi, maar is dit terecht? Zeer strikt genomen is de beschrijving inderdaad gewijzigd, en niet tijdig ingediend. Gezien de zeer minimale wijziging vind ik de conclusie van de voorzieningenrechter echter voorbijgaan aan het belang van de octrooihouder.
Volgens art. 23(2) van het Uitvoeringsbesluit moeten binnen drie maanden na publicatie van de wijzigingen in oppositie de vertaalde conclusies worden ingediend. In de Europese register is te zien dat het gewijzigde octrooi B2 op 28 juli 2010 is gepubliceerd. In het Nederlandse register zijn op 4 augustus 2008 de oorspronkelijke vertalingen van conclusies en beschrijving ingediend, en op 25 oktober 2010 de gewijzigde conclusies binnen de termijn. De beschrijving die voor Duitstalige octrooien ook moet worden vertaald ontbreekt echter, en volgt pas op 13 maart 2012, blijkbaar naar aanleiding van de onderhavige zaak.
De octrooihouder heeft aangegeven het niet-meesturen van de vertaalde beschrijving te beschouwen als een correctie op de volledige vertaling. Inhoudelijk is er, getuige het Drückexemplar in oppositie, slechts een minimale wijziging geweest in de beschrijving: figuur 11 valt niet onder de gewijzigde conclusie, hetgeen is aangeven door ‘nicht zur Erfindung gehörenden’ aan de figuurverwijzing toe te voegen.
Het Octrooicentrum Nederland heeft blijkbaar in 2010 ook geen vormgebrek geconstateerd. Ik vind dit terecht, want feitelijk was de vertaling van de beschrijving reeds in bezit; slechts de verwijzing naar figuur 11 is veranderd. De gehele bij de uitvinding behorende beschrijving was dus feitelijk al in het register aanwezig; het uitzonderen van figuur 11 heeft hierop geen invloed. Gezien de afwezige impact op de beschermingsomvang, die toch allereerst door de conclusies bepaald is, ben ik van mening dat de voorzieningenrechter te recht in de leer is geweest. Aangezien de conclusies tijdig zijn ingediend en de aanpassing in de beschrijving slechts de conclusies volgt, lijkt de rechtszekerheid voor derden mij door de achterstallige vertaling niet geschaad; de correctie van de vertaling zou mijns inziens dan ook in de bodemprocedure gehonoreerd moeten worden.