Gepubliceerd op dinsdag 21 november 2017
IEF 17286
Rechtbank Den Haag ||
14 nov 2017
Rechtbank Den Haag 14 nov 2017, IEF 17286; ECLI:NL:RBDHA:2017:13109 (Basic Holdings tegen Ruby Decor II), https://delex.nl/artikelen/nieuwe-serie-sfeerhaarden-maakt-eveneens-inbreuk-op-octrooi

Nieuwe serie sfeerhaarden maakt eveneens inbreuk op octrooi

Vzr. Rechtbank Den Haag 14 november 2017, IEF 17286; ECLI:NL:RBDHA:2017:13109 (Basic Holdings tegen Ruby Decor II). Octrooirecht. Basic Holdings (BH) houdt zich bezig met de ontwikkeling van sfeerhaarden en is houdster van Europees octrooi EP 2 029 941 B1 (EP 941). Ruby Decor houdt zich onder andere bezig met de verhandeling van diverse typen sfeerhaarden. In een eerdere procedure heeft de kortgedingrechter geoordeeld dat Ruby Decor inbreuk maakt op EP 941 met de sfeerhaard 'Mystic Fire' [IEF 15931]. Dit vonnis is door het Hof bekrachtigt [IEF 17049]. In 2017 is Ruby Decor begonnen met de verhandeling van sfeerhaarden in de '16-/17-serie'. BH stelt dat ook deze sfeerhaarden inbreuk maken op EP 941. Deze nieuwe sfeerhaarden maken inderdaad inbreuk op EP 941. De uitvoeringsvorm gekozen door Ruby Decor verwezenlijkt de uitvindingsgedachte. Er is geen sprake van uitbreiding van de beschermingsomvang als de claim wordt gelezen als 'opening' in plaats van 'openingen'. De proceskosten die BH vordert lijken buitensporig, ze worden ambtshalve gematigd.

4.18. In wezen heeft Ruby Decor c.s. derhalve geen enkele technische onderbouwing gegeven van haar feitelijke verweer dat de ventilator slechts een luchtstroom (wervelingen) in de doorzichtige buis creëert en geen luchtstroom die tot in (en weer uit) de kopruimte reikt. Met de ter zitting gegeven demonstratie heeft Basic Holdings derhalve voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat de ventilator in de sfeerhaarden van de 16-/17-series een luchtstroom creëert die zich door de kopruimte uitstrekt.

4.19. Het gegeven dat in de 16-/17-series dezelfde buis zowel de toegang voor de luchtstroom vormt als de uitgang daarvan uit de kopruimte, betekent niet dat die uitvoeringen niet onder de conclusie vallen. Nergens in EP 941 staat dat de weg die de luchtstroom aflegt een rechte weg moet zijn en geen ‘U-bocht’ mag zijn. Zodra de door de ventilator genereerde luchtstroom de kopruimte bereikt en deze vervolgens weer verlaat, zal er een ‘weg’ in de zin van ‘een te overbruggen afstand’ ontstaan tot de uitgang uit de kopruimte.

4.20. Tot slot brengt ook het feit dat de uitvoeringsvorm van Ruby Decor c.s. niet de ontwerpvrijheid biedt, die een deel vormt van de tweeledige uitvindingsgedachte van het octrooi (zie het kortgedingarrest, r.o. 4.8), niet mee dat de 16-/17-series niet onder de beschermingsomvang van EP 491 vallen, omdat een ander deel van de uitvindingsgedachte daarmee wel wordt verwezenlijkt.

4.22. In dit geval geldt naar voorlopig oordeel dat de vakman die het octrooi leest, in de beschrijving onder [0019] ziet dat het ‘van openingen voorziene bed’ (‘apertured bed’) kan bestaan uit één of meer ‘bodies’ met één of meer openingen. Zoals in het kortgedingarrest reeds overwogen, begrijpt de vakman naar voorlopig oordeel ook dat de vraag of sprake is van één of van meer openingen, geen verschil maakt voor de uitvindingsgedachte van het octrooi. Anders dan Ruby Decor c.s. betoogt, is de passage in [0019] geen terloopse of achteloze mededeling. [0019] volgt onmiddellijk op [0018] waar de beschrijving van ‘apertured bed’ aanvangt. Het is juist dat in [0018] wordt gesproken over een bed met meer openingen, maar [0019] begint met: “In alternative arrangements, (…)” De vakman zal dit dan ook niet zien als een terloops voorbeeld, maar als het vervolg van de beschrijving in [0018] met de mogelijke uitvoeringsvormen.

4.23. De vakman zal op basis van [0018] en [0019] van de beschrijving ook niet uit het octrooi opmaken dat de aanvrager het octrooi bewust heeft willen beperken tot uitvoeringen met een blokkenbed met meer openingen. Naar voorlopig oordeel brengt een uitleg van conclusie 1 conform art. 69 EOV dan ook mee dat de beschermingsomvang niet is beperkt tot de letterlijke tekst ‘openingen’, maar zich uitstrekt tot een blokkenbed bestaande uit één deel met maar één opening. Dat is het geval bij de inrichtingen van de 16-/17-series. Het betoog van Ruby Decor c.s. dat de beschermingsomvang niet zo uitgelegd kan worden, omdat een wijziging van de claim van ‘openingen’ naar ‘opening’ een uitbreiding van de beschermingsomvang zou vormen die in strijd zou zijn met artikel 123(3) EOV kan niet slagen, juist omdat er op basis van artikel 69 EOV in dit geval geen sprake is van een uitbreiding van de beschermingsomvang.

4.25. De vakman zal het octrooi zo lezen dat de dampuitlaatpoort de damp kanaliseert, zodat die damp, beter dan in de stand van de techniek, met de luchtstroom mee naar onder het bed kan worden gevoerd. Daar kan de damp zijn weg omhoog door het blokkenbed vervolgen, of, zoals in conclusie 3 geclaimd, eerst nog door een dampverdelingscomponent worden verdeeld onder het blokkenbed. Conclusie 3 claimt immers dat de dampverdelingscomponent een kamer definieert, die in de hoofdzaak beneden het van openingen voorziene bed is aangebracht, waarin damp uit de dampuitlaatpoort wordt opgenomen. In de beschrijving van het octrooi leest de vakman daarnaast bijvoorbeeld in [0097]: “The container 452 includes an outlet port 482 which communicates with inlet 486 of a vapour distribution component 484Daaruit zal de vakman begrijpen dat de dampuitlaatpoort eindigt bij de ingang van de dampverdeelcomponent. Dat de vakman het octrooi zo zou uitleggen dat de dampuitlaatpoort pas eindigt daar waar iedere verdere ruimtelijke begrenzing eindigt, is derhalve niet aannemelijk. Dat is echter wel het standpunt dat Ruby Decor c.s. lijkt in te nemen.

4.34. De voorzieningenrechter heeft tot taak om ambtshalve te beslissen over de toewijsbaarheid van de proceskosten en de hoogte daarvan. In een octrooizaak als de onderhavige, waarin geen discussie over geldigheid van het octrooi heeft plaatsgevonden en waarin partijen door de eerder gevoerde procedures goed zijn ingevoerd in de materie, acht de voorzieningenrechter de door Basic Holdings begrote kosten – ook na haar toelichting ter zitting – niet redelijk en evenredig. Ter zitting heeft Basic Holdings gesteld dat zij één dossier heeft aangemaakt voor het hele geschil tussen Basic Holdings en Ruby Decor en daaruit de kosten van dit kort geding heeft gefilterd. Zelfs als alle opgegeven kosten inderdaad verband houden met dit kort geding en daadwerkelijk in rekening zijn gebracht, acht de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden en gelet op de gebruikelijke tarieven in dergelijke zaken de aan de zijde van Basic Holdings begrote kosten buitensporig. Ruby Decor c.s. heeft haar kosten begroot op (afgerond) € 32.000,-. Ten opzichte hiervan heeft Basic Holdings een extra procesronde, aankopen en onderzoek aan sfeerhaarden en vertaalkosten moeten maken. Ook is de octrooigemachtigde van Basic Holdings ter zitting verschenen, in tegenstelling tot de gemachtigde van Ruby Decor c.s. Ruby Decor c.s. heeft er op gewezen dat de proceskosten van Basic Holdings in de eerdere drie kort geding procedures tussen partijen gemiddeld € 68.724 bedroegen. Gelet op dit een en ander begroot de voorzieningenrechter de redelijke en evenredige kosten aan de zijde van Basic Holdings op € 75.000,-, te vermeerderen met € 618,- aan griffierecht, derhalve € 75.618,- in totaal