Gepubliceerd op vrijdag 24 mei 2024
IEF 22055
Rechtbank Den Haag ||
16 mei 2024
Rechtbank Den Haag 16 mei 2024, IEF 22055; ECLI:NL:RBDHA:2024:7439 (Maxeon tegen AIKO c.s.), https://delex.nl/artikelen/octrooi-inbreuk-op-zonnepanelen-niet-bewezen

Octrooi-inbreuk op zonnepanelen niet bewezen

Rechtbank Den Haag 16 mei 2024, IEF 22055, ECLI:NL:RDBHA:2024:7439 (Maxeon tegen AIKO c.s.) Maxeon maakt onderdeel uit van de Maxeon-groep1 en houdt zich bezig met het ontwikkelen, produceren en op de markt brengen van zonne-energie-technologie, waaronder zonnepanelen. Eironn is een Nederlandse dochtervennootschap van de Chinese zonnepanelenfabrikant Shanghai Aiko. Maxeon beschikt over een uitgebreide octrooiportefeuille op het gebied van zonne-energie-technologie en meent dat Aiko inbreuk maakt op EP 788. Maxeon vordert een inbreukverbod. Partijen twisten over de vraag of de Aiko-panelen en het fabricageproces van die panelen voldoen aan kenmerken en conclusies van EP 788, met name of onder de groef een ‘gediffundeerde passivatiezone’ aanwezig is die is gedoteerd met fosforatomen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Maxeon haar bij dagvaarding ingenomen stellingen ter zake, in het licht van de uitvoerig gemotiveerde betwisting door AIKO c.s., onvoldoende nader onderbouwd en daardoor niet aannemelijk gemaakt dat de Aiko-panelen beschikken over een gediffundeerde passivatiezone in het substraat onder de groef die is gedoteerd met een N-type doteringsmiddel, terwijl deze kortgedingprocedure zich niet leent voor bewijslevering op dit punt. Dat AIKO c.s. met de verhandeling van de Aiko-panelen letterlijk inbreuk maakt op EP 788, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat sprake zou zijn van inbreuk bij wege van equivalentie, heeft Maxeon niet gesteld. De voorzieningenrechter laat die vraag verder onbeoordeeld.

4.39. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Maxeon haar bij dagvaarding ingenomen, summiere, stellingen ter zake – in het licht van de hiervoor weergegeven, uitvoerig gemotiveerde betwisting door AIKO c.s. – onvoldoende nader onderbouwd en daardoor niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat de Aiko-panelen beschikken over een gediffundeerde passivatiezone in het substraat onder de groef die is gedoteerd met een N-type doteringsmiddel, terwijl deze kortgedingprocedure zich niet leent voor (nadere) bewijslevering op dit punt. Daarbij stelt de voorzieningenrechter voorop dat Maxeon de door AIKO c.s. gegeven uitleg van de kenmerken 1.4.1 en 1.4.2 (met name het begrip ‘gediffundeerde passivatiezone’, zoals hiervoor onder 4.38.1 weergegeven) niet of onvoldoende heeft bestreden. Gelet op die uitleg had het naar het oordeel van de voorzieningenrechter op de weg van Maxeon gelegen om al bij dagvaarding – door middel van ter zake relevante en concludente rapporten en deskundigenverklaringen – aannemelijk te maken dat aan alle elementen uit genoemde kenmerken wordt voldaan. Het lijdt weinig twijfel dat Maxeon daar niet voor heeft gekozen, maar eerst het (inhoudelijke) verweer van AIKO c.s. heeft afgewacht, daarmee haar kruit droog houdende en ertoe leidend dat het debat pas zeer kort voor of – in dit geval – ten tijde van de mondelinge behandeling (alleen nog bedoeld voor re- en dupliek en vragen van de voorzieningenrechter) tot ‘volle’ wasdom zou komen. In dat verband acht de voorzieningenrechter illustratief dat Maxeon eerst tegelijk met de ingediende schriftelijke pleitnotities het als tardief beoordeelde (en daarom geweigerde) rapport van een door Exponent uitgevoerde zogenaamde micro-hall-meting als productie EP26 heeft willen overleggen, daarmee toen pas reagerend op de stelling van AIKO c.s. dat in haar panelen geen sprake is van een dotering met fosfor in het substraat onder de groef, terwijl het SRP-testrapport van SGS Fresenius Institut bij de op voorhand genomen conclusie van antwoord eind februari 2024 is overgelegd. 

Bij akte houdende overlegging reactieve producties heeft Maxeon nog wel tijdig een aanvullend rapport van Exponent en een tweetal deskundigenverklaringen overgelegd. Dat aanvullend rapport gaat echter hoofdzakelijk weer over de SIMS-metingen (met een reactie op de kritiek van AIKO c.s. op het Exponent-rapport, de eigen kritiek van Maxeon op de door SGS Fresenius Institut uitgevoerde SIMS-meting en korte kritiek op de door AIKO c.s. overgelegde SRP-meting van hetzelfde onderzoeksinstituut) en komt – gechargeerd 
gezegd – niet veel verder dan twijfel zaaien over de betrouwbaarheid van de rapporten van AIKO c.s. Veelzeggend in dat verband is dat Maxeon er niet voor heeft gekozen een eigen SRP-rapport over te leggen (ter weerlegging van de uitkomsten zoals opgenomen in het door AIKO c.s. overgelegde SRP-rapport van SGS Fresenius Institut). Bovendien zijn de door Maxeon overgelegde deskundigenverklaringen in reactie op de door (de deskundigen van) AIKO c.s. geuite kritiek op het Exponent-rapport, in het bijzonder de daarin beschreven SIMS-meting, niet concludent: 

- dr. Hermle over de SIMS-meting van SGS Fresenius Institut15: “It is my view that the presented measurement methodology of the SGS Report cannot rule out the presence of a phosphorus profile in the trench”;

- professor Celano16: “SIMS is a primary compositional analysis technique, thus it does not have the ability to estimate quantitatively the activated carrier, i.e. the fraction of dopants atoms that are incorporated into the Si lattice and do contribute to modify its conductive properties(…) I see no convincing reason why these dopants would not be activated in a crystalline silicon solar cell”. 

Tegenover die verklaringen heeft AIKO c.s. (andersluidende) deskundigenverklaringen en een reactie van SGS Fresenius Institut gesteld. Bij die stand van zaken kan de voorzieningenrechter in dit geding, zonder nadere bewijslevering waartoe het bestek van een kort geding zich niet leent, niet aannemelijk achten dat de Aiko-panelen en het fabricageproces, i.e. de werkwijze van conclusie 9, voldoen aan de conclusiekenmerken 1.4.1 en 1.4.2 respectievelijk 9.3. Dat AIKO c.s. met de verhandeling van de Aiko-panelen letterlijk inbreuk maakt op conclusies 1 of 9 van EP 788 of op één van de daarvan afhankelijke overige conclusies van EP 788, is dan ook niet althans onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat sprake zou zijn van inbreuk bij wege van equivalentie, heeft Maxeon niet gesteld, laat staan toegelicht, zodat de voorzieningenrechter die vraag (en dus de hiervoor onder 4.35.5 genoemde ‘tweede stap’) verder onbeoordeeld kan laten.