1 aug 2019
Octrooi-inbreukzaak te complex voor kort geding
Rechtbank Den Haag 1 augustus 2019, IEF 18622, IT&R 2827; ECLI:NL:RBDHA:2019:7959 (Sisvel tegen Xiaomi) Octrooirecht. FRAND. Sisvel is onderdeel van de Sisvel-groep en houdster van twee octrooien. Sisvel heeft een verklaring afgegeven dat zij ten aanzien van een lijst van octrooien, waaronder de twee octrooien, licenties zal verlenen in overeenstemming met FRAND -voorwaarden. Xiaomi is producent en aanbieder van mobiele telefoons. Sisvel heeft Xiaomi uitgenodigd een licentieovereenkomst ten aanzien van de octrooien te sluiten, maar is daar niet op ingegaan. In deze zaak vordert Sisvel onder meer winstopgave en onvoorwaardelijke inbreukverboden voor beide octrooien. Xiaomi voert aan dat Sisvel geen spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de vorderingen en betwist de geldigheid en inbreuk op de octrooien en voert een FRAND-verweer. De rechter wijst de vorderingen van Sisvel af vanwege het missen van spoedeisend belang en de complexiteit van de zaak. Deze zaak is niet geschikt voor kort geding.
4.3. Dit type geschil, dat naar de kern erom gaat dat partijen een FRAND-licentie dienen te sluiten, waarbij echter een octrooi-inbreukverbod en niet bijvoorbeeld een gebod tot (door)onderhandelen wordt verzocht, is naar zijn aard weinig geschikt voor behandeling in kort geding. Door de ETSI-verklaring is een SEP-houder immers verplicht een FRAND-licentie te verlenen, in ruil voor opname in de betreffende standaard. Dat betekent dat de schade die de octrooihouder lijdt niet zozeer samenhangt met onvrijwillig verlies van zijn monopolie, dat onherstelbaar is en daardoor veel eerder spoedeisend, maar met het niet aangaan van een FRAND-licentie en onbetaald blijven van een FRAND-vergoeding. Nog verder naar de kern teruggebracht ligt het geschil daarom dichter in de buurt van een onbetaald gebleven geldvordering dan een reguliere IE-inbreukzaak waarbij het monopolie bij voortduring wordt aangetast3. Geschillen over een geldvordering zijn naar vaste rechtspraak eerder in uitzonderingsgevallen spoedeisend, bijvoorbeeld als de verschuldigdheid en hoogte van het geldbedrag eenvoudig is vast te stellen, terwijl niet-verhaalbaarheid op de loer ligt. Het een noch het ander is aan de orde in deze zaak, zoals hierna nog nader te duiden. De voorzieningenrechter realiseert zich dat het hier geen incasso-zaak betreft, al niet omdat volgens rechtspraak van het HvJ een SEP-houder uiteindelijk wel recht houdt op een verbod.4 Maar de lat voor spoedeisend belang bij een verbod ligt aanzienlijk hoger dan in een gewone IE-inbreukzaak.
4.8. De voorzieningenrechter realiseert zich dat dit oordeel ten aanzien van het spoedeisend belang verschilt van de zaak Samsung/Apple.6 Ten eerste zijn de omstandigheden in deze zaak anders: Samsung als SEP-houder was voorafgaand aan het betreffende kort geding door Apple aangesproken met niet-SEPs; de voorzieningenrechter zag het spoedeisend belang daarom in een versterking van Samsungs positie “in onderhandelingen met Apple over inbreuken op rechten van Apple”. Die situatie is in deze zaak niet aan de orde. Dat vonnis is bovendien gewezen voordat het HvJ richting heeft gegeven in voormelde Huawei/ZTE-zaak. Tot slot is van belang dat ook in die zaak het gevraagde inbreukverbod uiteindelijk geweigerd werd, evenwel wegens misbruik van recht. In de optiek van deze voorzieningenrechter was het oordeel ten aanzien van het spoedeisend belang in de Samsung/Apple-zaak dan ook ten overvloede.