1 nov 2023
Kopieer citeerwijze ||
SANDOZ B.V. tegen BAYER INTELLECTUAL PROPERTY GMBH
Octrooi op doseringsregime van antistollingsmiddel rivaroxaban is geldig
Rechtbank Den Haag 1 november 2023, IEF 21769, LS&R 2221; ECLI:NL:RBDHA:2023:16452 (Sandoz tegen Bayer) Deze zaak gaat over een vordering van Sandoz om het Nederlandse deel van het EP 961 octrooi, dat in bezit is van Bayer, te vernietigen. Tegen deze vordering voert Bayer verweer strekkende tot afwijzing van de vordering. In deze zaak dient er gekeken te worden of het octrooi van Bayer inventief is.
Om de inventiviteit te beoordelen gaat de rechtbank na of het voor de vakpersoon op de prioriteitsdatum vanuit de stand van de techniek voor de hand lag om rivaroxaban eenmaal daags toe te dienen aan patiënten. Bij de beoordeling hiervan volgt de rechtbank de Problem Solution Approach. Partijen zijn het erover eens dat de verschilmaatregel tussen de Harder Poster en de uitvinding is dat de geclaimde uitvinding ziet op het medische gebruik van rivaroxaban in het geclaimde doseringsregime. Het technisch effect van de verschilmaatregel is dat rivaroxaban werkzaam en veilig is bij medisch gebruik als het eenmaal daags gedurende minimaal vijf dagen toegediend wordt aan patiënten. Het op te lossen objectieve technische probleem is volgens de rechtbank: het vinden van een oraal doseringsregime van rivaroxaban dat veilig en effectief is.
Vervolgens moet worden beoordeeld of de uitvinding op de prioriteitsdatum voor de gemiddelde vakpersoon voor de hand lag. Hierbij geldt het volgende als uitgangspunt. Inventiviteit ontbreekt wanneer de gemiddelde vakpersoon, uitgaande van de relevante stand van de techniek, het probleem niet zou hebben opgelost op de wijze die wordt geclaimd in het octrooi. De rechtbank oordeelt dat Bayer voldoende heeft onderbouwd dat fase I studies beperkt voorspellende waarde hebben voor een te hanteren doseringsregime bij patiënten in fase II studies. Dit betekent dat de betreffende vakpersoon, gebaseerd op het objectief technisch probleem en de bevindingen van de Kubitza- en Harder-fase I-studies, de veiligheid en effectiviteit van rivaroxaban bij patiënten (fase II-studie) zou onderzoeken, waarbij een tweemaal- of driemaal daagse dosering redelijkerwijs kans op succes zou hebben. De vakpersoon zou dan een inventieve stap moeten zetten om het gepatenteerde eenmaal daagse doseringsschema te bereiken. Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het octrooi als inventief en dus geldig kan worden beschouwd, waardoor de eis van Sandoz wordt afgewezen.
Ondanks dat Sandoz heeft gesteld dat zij niet op de markt zal komen met haar generieke product indien het octrooi geldig wordt bevonden, is er naar het oordeel van de rechtbank een concrete dreiging van inbreuk die een inbreukverbod rechtvaardigt. Het in reconventie gevorderde inbreukverbod en de gevorderde verklaring voor recht dat sprake is van inbreuk op EP 961, zullen worden toegewezen. De eis in reconventie in de voorlopige voorziening wordt afgewezen, nu er niet aan de voorwaarde is voldaan waaronder Bayer de voorlopige voorziening heeft gevorderd.
4.15. Bij de beoordeling geldt het volgende als uitgangspunt. Inventiviteit ontbreekt wanneer de gemiddelde vakpersoon, uitgaande van de relevante stand van de techniek, het probleem zou – en niet slechts kon – hebben opgelost op de wijze die wordt geclaimd in het octrooi. Omdat de uitvinding het resultaat is van nader onderzoek, ligt de uitvinding niet alleen voor de hand als de vakpersoon dat onderzoek zou hebben uitgevoerd en de resultaten duidelijk voorspelbaar zijn, maar ook als er vanwege een aansporing in de stand van de techniek – sprake is van een redelijke verwachting van succes (reasonable expectation of success).19Dat wil zeggen dat de vakpersoon in staat is om redelijkerwijs een succesvol einde van een onderzoeksproject binnen acceptabele tijd te voorspellen. Daarbij kan van belang zijn of de te verrichten onderzoeken tijdrovend en/of ingewikkeld zijn, dan wel of slechts routinematige experimenten nodig zijn. Onvoldoende is de enkele “hope to succeed”.20
4.17. Hierbij komt dat Bayer voldoende onderbouwd heeft gesteld dat fase I studies beperkt voorspellende waarde hebben voor een te hanteren doseringsregime bij patiënten in fase II studies. Die stelling wordt onderschreven door de verklaring van prof. Dr. Kamphuisen (deskundige van Sandoz) op de zitting dat hij bij het opzetten van een fase II studie de resultaten van fase I studies in het algemeen niet leidend laat zijn voor het bepalen van het doseringsregime, omdat het onbekend is hoe het effect van de stof op gezonde proefpersonen extrapoleert naar patiënten. Dat geldt naar het oordeel van de rechtbank te meer bij onderzoek naar antistollingsmiddelen waarbij de vakpersoon (extra) voorzichtig is gelet op de (levensbedreigende) risico’s op over- en onderdosering bij patiënten. Op de prioriteitsdatum speelde daarbij ook mee dat het onderzoekstraject naar een ander antistollingsmiddel, razaxaban, dat veilig was bevonden in fase I studies, in fase II studies ernstige bloedingen bij patiënten opleverde, waarna het onderzoek is stopgezet. Sandoz heeft onvoldoende steekhoudend betwist dat die stopzetting, of in elk geval de teleurstellende resultaten, bij de vakpersoon bekend waren (zo oordeelde ook de TKvB)
4.23. Het voorgaande brengt mee dat de relevante vakpersoon, uitgaande van het objectieve technische probleem en gebruikmakend van de resultaten van de Kubitza en Harder fase I studies, de veiligheid en effectiviteit van rivaroxaban in patiënten (fase II studie) zou onderzoeken in een twee- of driemaal daagse dosering met een redelijke verwachting van succes. De vakpersoon zou een inventieve stap moeten zetten om te komen tot het in het octrooi geclaimde eenmaal daagse doseringsregime. Dit geldt ongeacht of uitgegaan wordt van Harder (Poster) in combinatie met Kubitza II of vice versa. Dit brengt mee dat het octrooi inventief en dus geldig is, zodat de rechtbank de vordering van Sandoz zal afwijzen. De rechtbank vindt hiervoor steun in de oordelen van de TKvB en de Noorse rechter.