Gepubliceerd op maandag 15 november 2004
IEF 17
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Octrooirecht

Arrest Hoge Raad: Eerste Kamer, 12 november 2004, Nr. C03/162HR. In de zaak van:Impro Ltd tegen Liko Ab. Impro is houdster van het Nederlandse octrooi 190.471 voor een inrichting voor het oprichten van een patiënt vanuit een stoel of andere zetel naar een in hoofdzaak staande positie. Liko Nederland B.V. brengt in Nederland op de markt sta-opliften. Het hof heeft zijn oordeel dat de Sabina niet als een inbreukmakend equivalent van het Impro-octrooi moet worden beschouwd, erop gebaseerd dat van de Sabina niet kan worden gezegd dat zij met haar (langere) hefarm in wezen hetzelfde resultaat als door het Impro-octrooi wordt beoogd, op in wezen dezelfde wijze bewerkstelligt. Dit in hoge mate met feitelijke waarderingen verweven oordeel is niet onbegrijpelijk of anderszins onvoldoende gemotiveerd in het licht van het in het bestreden arrest gegeven oordeel dat de Sabina een langere hefarm heeft dan het Impro-octrooi beschrijft en dat bij het oprichten van de patiënt door de Sabina geen parallellogramhefbeweging optreedt. De daartegen gerichte klachten kunnen daarom niet tot cassatie leiden. Lees arrest 1. Lees arrest 2.