Omzetting octrooiaanvrage tijdig geïnstrueerd?
Rechtbank 's-Gravenhage 25 juli 2012, zaaknr. 393709/HA ZA 11-1426 (Pagter Innovations B.V. c.s. tegen N.V. Nederlandsch Octrooibureau)
Octrooirecht. Pagter Innovations (hierna: Pagter) houdt zich bezig met het ontwikkelen en verkopen van verpakkingen voor snijbloemen. NOB is een adviesbureau op het gebied van intellectuele eigendom. Sinds 1987 laat Pagter zich door NOB assisteren bij het aanvragen en in stand houden van haar octrooien. Op 1 september 2006 is door NOB op naam van Pagter een internationale octrooiaanvrage (PCT/NL2006/050214) ingediend met inroeping van de prioriteit van de Nederlandse octrooiaanvrage NL1029865. NOB heeft niet voor de gestelde termijn de internationale aanvrage omgezet in nationale octrooiaanvragen. NOB heeft alsnog geprobeerd om de desbetreffende aanvrage om te zetten in de door Pagter c.s. gewenste landen en regio's, wat op 3 landen/regio's na is gelukt.
Het geschil heeft primair betrekking op de vraag of Pagter voor het verstrijken van de termijn NOB heeft geïnstrueerd de internationale octrooiaanvrage om te zetten in de opgegeven nationale/regionale octrooiaanvragen. De rechtbank oordeelt dat Pagter onvoldoende bewijs heeft aangevoerd, waaruit een positief antwoord op de voorgenoemde vraag zou moeten luiden. Ondanks dat het onderzoek van Pagter geen sluitend bewijs kan leveren, zijn de conclusies van dit onderzoek wel zodanig dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat het desbetreffende emailbericht NOB heeft bereikt.
De rechtbank concludeert dat in ieder geval in zoverre sprake is van schending van de zorgplicht die NOB als een bekwaam en redelijk handelend octrooigemachtigde in acht had dienen te nemen jegens haar opdrachtgever Pagter Innovations. De schade van Pagter, door het niet uitvoeren van instructie of anderszins schending van de zorgplicht, dient opgemaakt te worden bij staat.
De rechtbank verwijst de zaak naar de rol, zodat Pagter nog bewijs kan aanleveren. Iedere (verdere) beslissing wordt aangehouden.
Instructie tot omzetting 4.10. De rechtbank komt tot de conclusie dat hetgeen door Pagter Innovations in dit verband is aangevoerd weliswaar een begin van bewijs vormt voor de stelling dat Pagter Innovations op 28 februari 2008 door middel van het emailbericht van [A] van 28 februari 2008 heeft geïnstrueerd de internationale aanvrage tussen partijen bekend onder dossiernummer P6003316 om te zetten in een aantal opgegeven landen en regio's, maar dat op grond van de onderbouwde betwisting daarvan door NOB het bewijst dat dit bericht NOB heeft bereikt hiermee (nog) niet is geleverd. Daartoe is het volgende redengevend. De status van de trackinginformatie van InterConnect is onduidelijk. Zo is niet uiteengezet wat InterConnect precies heeft onderzocht en op grond waarvan zij tot de conclusie is gekomen dat het desbetreffende emailbericht succesvol is bezorgd bij NOB en dat het door NOB is geaccepteerd. Feitelijk wordt zelfs niet duidelijk dat er onderzoek is gepleegd omdat InterConnect de trackinginformatie slechts toe heeft gezonden met de mededeling dat het om een document gaat 'uit onder mailserver'. Waarom aan een dergelijk bericht uit de mailserver een doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend, blijft verder onbelicht. Dat klemt eens te meer daar aan NOB moet worden toegegeven dat het niet moeilijk lijkt om een dergelijk bericht met elke gewenste inhoud te genereren. Pagter Innovations heeft weliswaar een verklaring gegeven over de afwijkende tijdsindicatie, maar enige staving dat daarvan ook daadwerkelijk sprake is geweest is uitgebleven. Daartegenover staat het onderzoek dat NOB door IRS heeft laten uitvoeren. Hoewel aan Pagter Innovations moet worden toegegeven dat dit onderzoek niet het sluitende bewijs kan leveren dat NOB de desbetreffende email niet heeft ontvangen, zijn de conclusies van dit onderzoek wel zodanig dat niet zonder meer, op grond van hetgeen door Pagter Innovations in dit verband is aangevoerd, kan worden aangenomen dat het desbetreffende emailbericht van [A] NOB heeft bereikt.
4.11. Conform haar bewijsaanbod, zal de rechtbank Pagter Innovations, zoals in het dictum verwoord, het bewijs opdragen van haar stelling dat de instructie van Pagter Innovations, om de internationale octrooiaanvrage tussen partijen bekend onder dossiernummer P6003316 om te zetten in een aantal opgegeven landen en regio's, gegeven op 28 februari 2008 door middel van een emailbericht van [A] aan [X] en [Y], NOB (tijdig) heeft bereikt. De rechtbank zal Pagter Innovations eerst in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten of en, zo ja, op welke wijze, zij dit bewijs wenst te leveren.
Schending zorgplicht 4.17. Indien niet komt vast te staan dat het emailbericht met de instructie NOB heeft bereikt, concludeert de rechtbank dus dat in ieder geval in zoverre sprake is van schending van de zorgplicht die NOB, althans haar medewerkers, als een bekwaam en redelijk handelend octrooigemachtigde in acht had dienen te nemen jegens haar opdrachtgever Pagter Innovations.
Schade 4.18. Ten aanzien van de schade overweegt de rechtbank dat ongeacht of al dan niet komt vast te staan dat de schade is veroorzaakt door het niet uitvoeren van instructie of door anderszins schending van de zorgplicht, voor toewijzing van haar vordering tot vergoeding van schade nader op te maken bij staat voldoende is dat Pagter Innovations de mogelijkheid van schade als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten aannemelijk maakt. Naar het oordeel van de rechtbank is met het gemis aan octrooirechten in Israel, Japan en Mexico aan die voorwaarde voldaan. Dat de desbetreffende octrooiaanvrage niet op naam van Pagter Innovations staat, is daarbij niet zonder meer een beletsel noch vormt dit aanleiding om enkel op grond daarvan te oordelen dat de vorderingen van Pagter Innovations bij gebrek aan door haar geleden schade dienen te worden afgewezen. Niet in geschil is immers dat Pagter Innovations de rechten van intellectuele eigendom -waar onder octrooirechten- op naam van Pagter & Partners exploiteert, zodat de mogelijkheid van schade als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten voldoende aannemelijk is.