Onjuiste rechtsopvattingen
HvJ EG, 13 maart 2008, zaak C-488/06 P, conclusie A-G Sharpston, L & D tegen OHIM / Sämann.
Oppositie op grond van diverse boompjes-beeldmerken. tegen het beeldteken met het woordmerk "aire limpio" (bovenste boompje). Onderscheidend vermogen van de vorm van een boom, verkregen door het gebruik als onderdeel van een ander merk.
Voor de uitspraak van het Gerecht wordt verwezen naar IEF 2581. A-G Sharpston concludeert dat er nogal wat schort aan de rechtsopvattingen van het Gerecht. Waar het kort gezegd op neer komt is dat het Gerecht de fouten van de Kamer van Beroep van het OHIM had moeten corrigeren en niet had moeten proberen om ze door krompraten recht te breien. Haar ergernis blijkt bijvoorbeeld uit de volgende overwegingen:
“110 Ik meen dan ook dat de kamer van beroep de precieze redenering die haar tot de conclusie bracht dat het silhouet-merk een bijzonder onderscheidend vermogen had wegens de omzet, het reclamebudget en de duur van de inschrijving van een of meer andere merken, niet volledig en duidelijk heeft uiteengezet en dat het Gerecht dat verzuim heeft gecompenseerd door bepaalde veronderstellingen over de gedachtenketen te formuleren op gronden die onduidelijk zijn.
“111. (…) de gevolgde benadering – in wezen het onderscheidend vermogen van het ene merk ook toekennen aan een ander merk – is ongebruikelijk en lijkt op het eerste gezicht onnodig. Gesteld dat het silhouet-merk inderdaad zodanig overeenstemt met het merk of de merken waarvan het onderscheidend vermogen was aangetoond, dat dit onderscheidend vermogen aan het silhouet-merk kan worden toegeschreven, dan had dit laatste rechtstreeks kunnen worden vergeleken met het merk Aire Limpio voor de beoordeling van het verwarringsgevaar.”
De slotconclusie van de A-G luidt dan ook dat zowel het bestreden arrest als de beslissing van de kamer van beroep moet worden vernietigd:
“121. Ik kom tot de conclusie dat het bestreden arrest op vier punten blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.
In de eerste plaats heeft het Gerecht in punt 85 ten onrechte geoordeeld dat de kamer van beroep op basis van enkel de verkoop- en reclamecijfers en de datum van eerste inschrijving in Italië kon beslissen dat het oudere merk een bijzonder onderscheidend vermogen had verkregen.
In de tweede plaats heeft het Gerecht zich opnieuw vergist in punt 105 door het argument, dat de vorm van het oudere merk noodzakelijk was om een technische uitkomst te verkrijgen, zonder inhoudelijk onderzoek van de hand te wijzen.
In de derde plaats maakte het Gerecht een fout in punt 117 [dat „de bestreden beslissing de redenering van de kamer van beroep duidelijk en ondubbelzinnig [doet] uitkomen” – IEF] bij zijn beoordeling van de redenering van de kamer van beroep.
In de vierde plaats geeft het Gerecht op verschillende plaatsen blijk van een onjuiste rechtsopvatting door aan te nemen dat de kamer van beroep haar beoordeling had gebaseerd op bewijsmateriaal met betrekking tot het merk ARBRE MAGIQUE, terwijl dat niet in de beslissing was aangegeven.
122. Gelet op het bovenstaande en op het feit dat er geen bij het Gerecht opgeworpen rechtsvragen zijn die nog behandeling behoeven, ben ik van mening dat zowel het bestreden arrest als de beslissing van de kamer van beroep moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden verwezen naar het BHIM.”
Lees de conclusie hier.