Op het gebied van octrooien
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18 april 2006, rolnr. C0301499. Appellant tegen Octrooibureau Zuid.
Zijdelings IE-arrest over een non-concurrentiebeding van een octrooigemachtigde.
In de arbeidsovereenkomst van de octrooigemachtigde is een non-concurrentiebeding opgenomen, waarin het hem binnen drie jaren na beëindiging van het dienstverband niet is toegestaan "om werkzaam te zijn voor anderen die diensten verlenen op het gebied van octrooien, merken, modellen, auteursrecht en dergelijke (in het algemeen de industriële en intellectuele eigendom) of zelfstandig dergelijke diensten te verlenen, direkt, noch indirekt."
Na ontbinding van de overeenkomst vestigt appellant zich als eenmanszaak, genaamd Brabants Octrooibureau. In kort geding stelt de rechter: "(...) met dien verstande dat dit beding niet geldt indien appelant in dienst treedt van een octrooibureau waarvan de plaats van vestiging buiten de provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland ligt of wanneer appelant buiten die provincies een zelfstandig octrooibureau vestigt."
"De vraag dient derhalve te worden beantwoord of appellant in de periode van 13 januari 1995 tot 1 mei 1995 direkt of indirekt diensten heeft verleend op het gebied van octrooien, merken, modellen, auteursrecht en dergelijke (in het algemeen de intellectuele en industriële eigendom) en zo ja, hoe vaak en gedurende hoeveel dagen, met dien verstande dat het appellant wel was toegestaan een zelfstandig octrooibureau te vestigen buiten de provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland.
Een redelijke uitleg van dit verbod brengt naar het oordeel van het hof mee dat het appellant wel was toegestaan om de betreffende diensten in de genoemde periode te verlenen vanuit het door hem geopende kantoor in Nijmegen, maar niet vanuit de kantoorruimte die hij had gehuurd in Nuenen.
(...)De grieven slagen echter, voor zover zij gericht zijn tegen het feit dat de rechtbank Octrooibureau Zuid niet tot nadere bewijslevering heeft toegelaten.
In hoger beroep heeft Octrooibureau Zuid uitdrukkelijk en specifiek aangeboden te bewijzen dat appellant het verbod, ook in de "beperkte" uitleg daarvan, in de periode van 13 januari 1995 tot 1 mei 1995 bij herhaling heeft overtreden en terzake dwangsommen heeft verbeurd."
Lees veel meer in het arrest.