Gepubliceerd op dinsdag 11 april 2023
IEF 21348
EUIPO - OHIM ||
5 apr 2023
EUIPO - OHIM 5 apr 2023, IEF 21348; (GAMMA tegen Gamma), https://delex.nl/artikelen/oppositie-beeldmerk-gamma-gedeeltelijk-succesvol

Oppositie beeldmerk "Gamma" gedeeltelijk succesvol

Kamer van Beroep EUIPO 5 april 2023, IEF 21347; OPPOSITION Nо B 3 147 945 (GAMMA tegen Gamma) Het Nederlandse bedrijf Intergamma heeft een Benelux-beeldmerk "GAMMA" ingeschreven en dient oppositie in tegen de inschrijving van het beeldmerk "Gamma" door het Russische bedrijf ArtOptima. De kamer van Beroep oordeelt dat de merken over het geheel genomen een zeer hoge mate van gelijkenis vertonen en de goederen en diensten gedeeltelijk identiek of vergelijkbaar zijn en gedeeltelijk verschillend zijn. De intrinsieke onderscheidingskracht van het oudere merk is gemiddeld. Het niveau van de aandacht van het relevante publiek, dat bestaat uit het grote publiek en professionals, varieert van gemiddeld tot hoog. In het onderhavige geval weegt de zeer hoge mate van gelijkenis tussen de merken op tegen de lage mate van gelijkenis tussen sommige van de waren en diensten. Er is daarom sprake van een waarschijnlijkheid van verwarring bij het publiek en daarom is de oppositie gedeeltelijk gegrond op basis van het Benelux-handelsmerk van de opposant. Hieruit volgt dat het betwiste handelsmerk moet worden geweigerd voor de waren en diensten die identiek zijn of gelijksoortig aan die van het eerdere handelsmerk. De rest van de betwiste waren en diensten zijn verschillend. Aangezien de identiteit of gelijkenis van goederen en diensten een noodzakelijke voorwaarde is voor de toepassing van art. 8 lid 1 onder b EUTMR, kan de oppositie gebaseerd op dit artikel en gericht tegen deze goederen en diensten niet succesvol zijn.

The marks are similar to a very high degree overall and the goods and services are partly identical or similar (to varying degrees) and partly dissimilar.

The earlier trade mark’s inherent distinctiveness is average. The level of attention of the relevant public, being composed of the public at large and professionals, will vary from average to high.

Evaluating likelihood of confusion implies some interdependence between the relevant factors and, in particular, a similarity between the marks and between the goods or services. Therefore, a lesser degree of similarity between goods and services may be offset by a greater degree of similarity between the marks and vice versa (29/09/1998, C‑39/97, Canon, EU:C:1998:442, § 17). In the present case, the very high degree of similarity of the marks outweighs the low degree of similarity of some of the goods and services.

Considering all the above, the Opposition Division finds that there is a likelihood of confusion on the part of the public and therefore the opposition is partly well founded on the basis of the opponent’s Benelux trade mark registration. 

It follows from the above that the contested trade mark must be rejected for the goods and services found to be identical or similar (to varying degrees) to those of the earlier trade mark.

The rest of the contested goods and services are dissimilar. As the identity or similarity of goods and services is a necessary condition for the application of Article 8(1)(b) EUTMR, the opposition based on this Article and directed at these goods and services cannot be successful.

Since the opposition is partially successful on the basis of the inherent distinctiveness of the earlier mark, there is no need to assess the enhanced degree of distinctiveness of the opponent's mark due to its extensive use as claimed by the opponent and in relation to identical and similar goods and services. The result would be the same even if the earlier mark enjoyed an enhanced degree of distinctiveness.

Likewise, there is no need to assess the claimed enhanced degree of distinctiveness of the opponent's mark in relation to dissimilar goods and services, as the similarity of goods and services is a sine qua non for there to be likelihood of confusion. The result would be the same even if the earlier mark enjoyed an enhanced degree of distinctiveness.

For the sake of completeness, it must be mentioned that the opposition must also fail insofar as based on grounds under Article 8(1)(a) EUTMR and directed against the remaining goods and services because these goods and services are obviously not identical.