14 aug 2024
Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties
Rb. Den Haag 14 augustus 2024, IEF 22196, LSR 2252; ECLI:NL:RBDHA:2024:12900 (HE Licenties tegen Orchid Gardens c.s.). Eiser in deze zaak is HE Licenties, een partij die octrooirechten exploiteert waarvan een ander de houder is. Deze octrooirechten beschermen een werkwijze voor het kleuren van orchideeën. Gedaagden (hierna: Orchid Gardens c.s.) zijn een aantal partijen die actief zijn in de bloemen- en plantenwereld. HE Licenties stelt dat Orchid Gardens c.s. door het verhandelen van bepaalde gekleurde orchideeën inbreuk maakt op de octrooien die zij mag handhaven. Zij vordert primair dat gedaagden de inbreuk stopzetten. Orchid Gardens c.s. stelt hiertegenover dat de octrooien die HE Licenties inroept niet geldig zijn, omdat de daaraan onderhavige orchideeën niet nieuw zijn: deze zouden in het verleden al zijn gebruikt door derde partijen. Daarnaast stelt Orchid Gardens c.s. dat HE Licenties onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, door de octrooien in te roepen tegenover afnemers van Orchid Gardens c.s. en door in kort geding conservatoire beslagen te laten leggen ten laste van Orchid Gardens c.s.
De rechtbank volgt Orchid Gardens c.s. in haar eerste stelling met betrekking tot een van de twee octrooien in kwestie. Uit foto’s die Orchid Gardens c.s. heeft aangevoerd blijkt namelijk dat de daaraan onderhavige orchideeën al werden gebruikt voordat het octrooi van HE Licenties was gevestigd. Dit octrooi wordt door de rechtbank vernietigd. Dat Orchid Gardens c.s. inbreuk maakt op het andere octrooi is volgens de rechter onvoldoende gemotiveerd. Kortom, alle vorderingen van HE Licenties moeten worden afgewezen. Verder stelt de rechter voorop dat het verzenden van een sommatiebrief in beginsel niet onrechtmatig is. De rechter is daarbij van oordeel dat Orchid Gardens c.s. onvoldoende heeft onderbouwd dat HE Licenties wist of behoorde te weten dat er een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestond dat haar vorderingen zouden worden afgewezen. Wel acht de rechter aannemelijk dat de in kort geding ten laste gelegde beslagleggingen impact hebben gehad op de bedrijfsorganisatie van Orchid Gardens c.s. Voor zover de tweede vordering van Orchid Gardens c.s. betrekking heeft op de beslagleggingen, wordt deze dan ook toegewezen.
6.37. De slotsom is dat HE Licenties de onderbouwde nieuwheidsaanval van Orchid Gardens c.s. op conclusies 11 tot en met 13 en 15 van NL 904 onvoldoende gesubstantieerd heeft weersproken. Er moet vanuit worden gegaan dat [naam 1] vóór de prioriteitsdatum van NL 904 Phalaenopsis-orchideeën van [bedrijfsnaam 2] heeft opengesneden, heeft ontdekt dat er in die orchideeën een gat als hiervoor bedoeld aanwezig was en dit direct heeft gefotografeerd. Gelet hierop bestaat er geen ruimte om HE Licenties, conform haar aanbod, tot het bewijs van haar verweer toe te laten. Er is dus vanuit te gaan dat conclusies 11 tot en met 13 en 15 van NL 904 niet nieuw zijn.
6.43. De rechtbank volgt Orchid Gardens c.s. hierin. Dat EP 278 een werkwijze onder bescherming stelt tot vervaardiging van een nieuw voortbrengsel kan, gelet op hetgeen hiervoor onder 6.13 tot en met 6.37 is overwogen, immers niet worden aangenomen; de voortbrengsel-conclusies 11 tot en met 13 en 15 van NL 904 zijn niet nieuw wegens openbaar voorgebruik door [bedrijfsnaam 2] en voortbrengsel-conclusie 14 van NL 904 is niet inventief. HE Licenties had, gelet hierop, met méér moeten komen om niettemin inbreuk op EP 278 aan te kunnen nemen. Méér (dan het voorgaande) is echter niet door HE Licenties aangedragen.
6.51. De rechtbank is van oordeel dat Orchid Gardens c.s. tegenover de gemotiveerde betwisting van HE Licenties, onvoldoende heeft onderbouwd dat HE Licenties, toen zij de afnemers van Orchid Gardens c.s. aanschreef, wist, althans had moeten beseffen, dat er een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestond dat NL 904 nietig zou worden verklaard en geoordeeld zou worden dat van inbreuk op EP 278 geen sprake is.
6.73. De mogelijkheid dat de beslagleggingen impact hebben gehad op de bedrijfsorganisatie van Orchid Gardens c.s. en Orchid Gardens c.s. als gevolg daarvan schade heeft geleden, acht de rechtbank aannemelijk. Dat is voldoende voor verwijzing naar de schadestaatprocedure. De vordering met deze strekking zal daarom in zoverre worden toegewezen. Ten aanzien van de vordering om, naast verwijzing naar de schadestaat, een voorschot op schadevergoeding aan Orchid Gardens c.s. toe te kennen, overweegt de rechtbank als volgt.