Gepubliceerd op maandag 15 november 2021
IEF 20330
Hof Den Haag ||
6 apr 2021
Hof Den Haag 6 apr 2021, IEF 20330; ECLI:NL:GHDHA:2053 (Mahltig tegen Intel), https://delex.nl/artikelen/partijen-octrooizaak-niet-ontvankelijk

Partijen octrooizaak niet ontvankelijk

Hof Den Haag 6 april 2021, IEF 20330; ECLI:NL:GHDHA:2053 (Mahltig tegen Intel) Intel is een technologiebedrijf gespecialiseerd in het fabriceren van chips en processoren. Mahltig is een Duitse vennootschap opgericht om octrooi EP 299 en de bijbehorende octrooifamilie waaronder EP 062 te exploiteren. Octrooi EP 229 is op 8 november 2015 aan Mahltig verleend. Tegen EP 229 is door Intel oppositie ingesteld bij het Europees Octrooibureau. Op 1 september 2020 heeft de Technische Kamer van Beroep (TKB) EP 229 in volle omvang herroepen wegens gebrek aan inventiviteit. Op 8 september 2020 is de afstand van EP 062 ingeschreven in het Nederlands octrooiregister. In eerste aanleg is het Nederlandse deel van EP 299 vernietigd. Mahltig heeft tegen het bestreden vonnis 12 grieven geformuleerd. Daarnaast heeft Mahltig ook inbreuk op octrooi EP 062 aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. Intel bestrijdt de grieven van Mahltig, zij vordert bekrachtiging van het vonnis en vernietiging van EP 062. Vanwege de herroeping van EP 229 door de TKB en de afstand van het Nederlandse deel van EP 062 door Mahltig hebben Mahltig en Intel geen belang meer hebben bij hun beroep tegen het vonnis en bij het ten aanzien van EP 062 gevorderde. Het hof verklaart partijen daarom niet-ontvankelijk in hun beroep.

3.3  Niet in geschil is dat vanwege de herroeping van EP 229 door de TKB van het EOB en de afstand van het Nederlandse deel van EP 062 door Mahltig, Mahltig en Intel geen belang meer hebben bij hun beroep tegen het vonnis en bij het (op basis / ten aanzien van EP 062) in hoger beroep gevorderde. Het hof zal partijen daarom niet-ontvankelijk verklaren in hun beroep en in hun in hoger beroep ingestelde vorderingen, waaronder begrepen de voorwaardelijke incidentele vordering van Mahltig. Mahltig erkent dat zij in principaal en incidenteel appel als de in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd, die moet worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Intel in deze procedure, te begroten op de voet van 1019h Rv. Ter discussie is uitsluitend de hoogte van de door het hof op de voet van 1019h Rv te begroten proceskosten van Intel.