27 jun 2017
Uitspraak ingezonden door Carja Mastenbroek, Dillinger Law.
Persoonlijke aansprakelijkheid aangenomen ondanks handelen via vennootschappen
Hof Den Haag 27 juni 2017, IEF 16916, ECLI:NL:GHDHA:2017:1815 (X tegen Tommy Hilfiger) Zie eerder IEF 14631 en IEF 16451. Merkinbreuk. Persoonlijke aansprakelijkheid. De vraag die in deze zaak aan de orde is, is of appellant en appellante persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gehouden voor het handelen namens de vennootschappen. Appellant heeft heeft in hoger beroep geen enkele onderbouwing gegeven dat de kleding wel met toestemming van TH op de markt is gebracht en heeft hij onvoldoende gemotiveerd betwist dat de facturen zijn vervalst. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat appellant wist althans moet hebben begrepen dat hij heeft gehandeld in TH-kleding die zonder toestemming van TH op de markt is gebracht. Ondanks het (vrij willekeurige) gebruik van verschillende vennootschappen heeft appellant met zijn handelen zelfstandig inbreuk gepleegd en kan hij voor de daaruit voortvloeiende schade persoonlijk aansprakelijk worden gehouden. Wat betreft appellante acht het hof de door TH aangevoerde omstandigheden onvoldoende om tot aansprakelijkheid te concluderen.
9. Uit de voorgaande feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien volgt dat [appellant] wist althans moet hebben begrepen dat hij heeft gehandeld in TH-kleding die zonder toestemming van TH op de markt is gebracht. [appellant] heeft bij het verhandelen van de inbreukmakende TH-kleding weliswaar gebruik gemaakt van verschillende vennootschappen maar uit hetgeen het hof reeds in het tussenarrest onder 9. en 16. en in dit arrest onder 2. heeft overwogen omtrent de betrokkenheid van [appellant] bij de aangetroffen kleding in Lelystad en Heemskerk volgt dat hij zich steeds persoonlijk heeft bezig gehouden met het verhandelen van kleding voorzien van TH-tekens, die niet met toestemming van TH op de markt is gebracht. Het gebruik van de wisselende vennootschappen vond daarbij – zo is niet weersproken – vrij willekeurig plaats. Aldus heeft [appellant] naar het oordeel van het hof met zijn handelen zelfstandig inbreuk gepleegd op de merkrechten van TH en kan hij voor de daaruit voortvloeiende schade van TH persoonlijk aansprakelijk worden gehouden. Bij beoordeling van de vraag of [appellant] op grond van art. 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk kan worden gehouden, heeft TH gelet op voornoemd oordeel geen belang meer nu dit geen ander dictum tot gevolg kan hebben.
11. Het hof acht de door TH aangevoerde omstandigheden onvoldoende om tot aansprakelijkheid van [appellante] te concluderen. Met name blijkt uit deze omstandigheden onvoldoende de eigen betrokkenheid (het feitelijk handelen of nalaten) van [appellante] bij het faciliteren van merkinbreuk door WB en evenmin kan daaruit worden afgeleid dat haar als (indirect) bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Daarbij komt dat [appellante] noch bij de proefaankoop noch bij de in beslag genomen kleding in Alkmaar aanwezig was. Ook voor een bewust gezamenlijk optreden van [appellant] en [appellante] als bedoeld in art. 6:166 BW acht het hof de geschetste omstandigheden niet toereikend. Gesteld noch gebleken is welke bijdrage [appellante] persoonlijk heeft geleverd. Overigens lijkt het onwaarschijnlijk dat [appellante] op het in de computer aangetroffen tabblad haar eigen voornaam verkeerd zou schrijven.