Gepubliceerd op maandag 22 januari 2024
IEF 21848
HvJ EU ||
11 jan 2024
HvJ EU 11 jan 2024, IEF 21848; ECLI:EU:C:2024:17 (Inditex tegen Buongiorno Myalert), https://delex.nl/artikelen/prejudiciele-beslissing-over-uitlegging-van-artikel-6-lid-1-onder-c-van-richtlijn-2008-95-eg

Prejudiciële beslissing over uitlegging van artikel 6, lid 1, onder c) van richtlijn 2008/95/EG

HvJEU 11 januari 2024,IEF 21848,IEFbe 3708; ECLI:EU:C:2024:17 (Inditex tegen Buongiorno Myalert) Buongiorno Myalert (hierna: Buongiorno) lanceerde in 2010 een campagne waarbij deelnemers konden meedoen aan een loterij met een "ZARA-cadeaubon" als één van de prijzen. Inditex, de eigenaar van het merk "ZARA," heeft een rechtszaak aangespannen tegen Buongiorno voor mogelijke inbreuk op haar merkrechten.

Inditex heeft cassatieberoep ingesteld bij de Tribunal Supremo, de hoogste rechterlijke instantie in Spanje. De Tribunal Supremo heeft een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie gesteld. Er dient naar de interpretatie van artikel 6, lid 1, onder c), van Richtlijn 2008/95 met betrekking tot het gebruik van een merk door derden te worden gekeken. De vraag is of dit artikel zich richt op elk gebruik van het merk om waren of diensten te identificeren als die van de merkhouder, of alleen op gebruik dat nodig is om de bestemming van een product of dienst aan te geven. Het Hof concludeert dat artikel 6, lid 1, onder c) een beperkter bereik heeft dan artikel 14, lid 1, onder c), van Richtlijn 2015/2436. Artikel 6, lid 1, onder c) beperkt zich tot het gebruik van het merk om de bestemming van een product of dienst aan te geven, terwijl artikel 14, lid 1, onder c), zich richt op identificatie of verwijzing naar waren of diensten als die van de merkhouder in het algemeen. Het is aan de nationale rechter om te beoordelen of het gebruik van het merk "ZARA" door Buongiorno in overeenstemming is met de richtlijn, met specifieke aandacht voor eerlijk gebruik en noodzaak om de bestemming van de aangeboden dienst aan te geven.

57. In casu staat het aan de nationale rechter om, rekening houdend met alle omstandigheden van het hoofdgeding, met name te bepalen of Buongiorno met haar gelanceerde reclamecampagne voor een abonnement op een van haar diensten waardoor kon worden deelgenomen aan een loterij met een „ZARA-cadeaubon” als een van de prijzen en waarbij de abonnee het teken „ZARA” zag verschijnen in een rechthoekig kader dat qua afmetingen doet denken aan een cadeaubon, gebruikmaakt van het merk ZARA in de zin van artikel 5 van richtlijn 2008/95. Zo ja, dan dient de nationale rechter tevens te beoordelen of dit gebruik in het licht van artikel 6, lid 1, van deze richtlijn nodig was om de bestemming van een door Buongiorno aangeboden dienst aan te geven en, in voorkomend geval, of dit gebruik overeenstemt met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.

58. Gelet op bovenstaande overwegingen dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat artikel 6, lid 1, onder c), van richtlijn 2008/95 aldus moet worden uitgelegd dat het enkel ziet op het gebruik van het merk in het economische verkeer door een derde om overeenkomstig de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel waren of diensten te identificeren of ernaar te verwijzen als die van de houder van dat merk wanneer een dergelijk gebruik van het merk nodig is om de bestemming van een door deze derde op de markt gebrachte waar of van een door hem aangeboden dienst aan te geven.