18 jul 2024
Uitspraak ingezonden door Anouschka Heemskerk, Roeland Grijpink en Dirk Henderickx, HOYNG ROKH MONEGIER.
Pularys-portemonnees maken inbreuk op Secrid-portemonnees
Vzr. Rb. Den Haag 18 juli 2024, IEF 22147 (Secrid tegen Chwiłowicz). Eiser in deze kort geding procedure is Secrid, een Nederlandse familieonderneming die zich bezighoudt met het ontwikkelen, produceren en verkopen van portemonnees. Zij brengt de portemonnees onder het woordmerk SECRID op de markt in meer dan 80 landen, waaronder België, Nederland en Luxemburg. Sinds 2010 biedt zij in het bijzonder de Miniwallet en Slimwallet aan, die zich kenmerken door een harde massieve kaarthouder met ruimte voor zes kaarten, welke met een knop aan de onderzijde trapsgewijs naar boven kunnen worden geschoven. Secrid is in dat kader de houdster van een tweetal modelregistraties. Verweerder in deze zaak is Chwiłowicz, de eigenaar van de Poolse eenmanszaak Jaguar. Onder de (handels)namen Jaguar en Pularys brengt Chwiłowicz leren producten, waaronder portemonnees, op de markt. Secrid is van mening dat de portemonnees van Chwiłowicz, evenals de promotie daarvan middels 'secrid' hashtags, inbreuk maken op haar intellectuele eigendomsrechten.
Primair vordert Secrid dat Chwiłowicz wordt verboden om op enigerlei wijze betrokken te zijn bij inbreuk op de merk- en modelrechten van Secrid. Subsidiair vordert zij dat met betrekking tot haar auteursrechten. Ook vordert zij subsidiair het verbod op slaafse nabootsing van haar Miniwallet en Slimwallet. Voor haar modelrechten beroept Secrid zich op artikel 3.16 BVIE en voor haar merkrechten op artikel 9 lid 2 sub a UMVo en artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE. Wat betreft haar auteursrechten en de slaafse nabootsing haalt zij respectievelijk artikel 1, 10 en 13 Aw en artikel 6:162 BW aan. Chwiłowicz betwist primair dat de modellen van Secrid geldig zijn en subsidiair dat zijn Pularys-portemonnees daarop inbreuk maken. Het woordmerk van Secrid zou hij verder niet ter onderscheiding hebben gebruikt. Tot slot stelt hij dat de Slimwallet en Miniwallet niet auteursrechtelijk beschermd zijn en dat van verveelvoudiging überhaupt geen sprake is.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de modelrechten van Secrid geldig zijn. De nieuwheid daaraan ontbreekt niet en er is voldoende sprake van een eigen karakter. Het verweer van Chwiłowicz doet daar niet aan af, omdat men bij de vergelijking niet mag ‘mozaïeken’, oftewel elementen van verschillende modellen bij elkaar rapen om tot een fictief ouder overeenstemmend model te komen. Ook gaat het verweer dat het uiterlijk van de modellen uitsluitend is bepaald door een technische functie niet op, gelet op de gemaakte esthetische keuzes. Of de Pularys-portemonnees inbreuk maken op de Secrid-modellen, hangt ervan af of ze bij de geïnformeerde gebruiker dezelfde algemene indruk wekken, rekening houdend met de mate van vrijheid die de ontwerper van de Secrid-modellen heeft gehad. De rechter oordeelt dat de algemene indrukken in dit geval overeenkomen, gezien de vrijwel identieke overname van kenmerkende elementen. Hoewel aan de geïnformeerde gebruiker een hoog aandachtsniveau mag worden toegedicht, gaat dat niet zo ver dat sprake is van een minutieuze vergelijking. Er is hier dan ook sprake van inbreuk.
De vraag of er sprake is van merkinbreuk laat de rechter onbeantwoord. Het feit dat Chwiłowicz de hashtags waarin Secrid wordt genoemd al heeft verwijderd levert namelijk een gebrek aan spoedeisend belang op. Aan de subsidiaire vorderingen wordt verder niet toegekomen, nu het primair gevorderde al wordt toegewezen.
4.8. Het betoog van Chwiłowicz dat de Secrid-modellen geen eigen karakter hebben, treft evenmin doel. In de talloze oudere modellen die hij als vormgevingserfgoed heeft ingebracht, zijn per model een of meerdere met de Secrid-modellen overeenstemmende kenmerken rood omcirkeld. Dit betreffen vooral portemonnees, waarbij elementen gelijkend op de buiten- en binnenzijde van de Secrid-modellen zijn omcirkeld, en losse metalen kaarthouders. Er is geen combinatie van een metalen kaarthouder met een zachte ‘portemonnee’ omslag aangedragen. En daar loopt het verweer spaak. Zoals hiervoor onder 4.3 reeds aangehaald, mag men namelijk niet ‘mozaïeken’, oftewel elementen van verschillende modellen bij elkaar rapen om tot een fictief ouder overeenstemmend model te komen. Dit is echter wel wat Chwiłowicz in de producties GP03 en GP10 heeft gedaan. Ook op zitting werd door Chwiłowicz een losse metalen kaarthouder in een losse portemonnee geplaatst om te demonstreren dat de Secrid-modellen geen eigen karakter hebben. Echter, dit is een schoolvoorbeeld van ‘mozaïeken’ en kan dus niet leiden tot het oordeel dat de Secrid-modellen geen eigen karakter hebben.
4.15. De algemene indruk van de Secrid-modellen wordt vooral bepaald door de combinatie van de harde (metalen) kaarthouder met een zacht omhulsel met een stiksel aan de rand en een diagonaal geplaatste donkere knop aan de linkeronderzijde. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn alle onder 4.7 genoemde kenmerkende elementen van de Secrid-modellen op vrijwel identieke wijze verwerkt in de Pularys-portemonnees. Dit maakt dat deze portemonnees bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekken dan de Secrid-modellen. De verschillen in uitvoering van de diverse elementen, waarop Chwiłowicz heeft gewezen, kunnen hem niet baten. Hoewel aan de geïnformeerde gebruiker een hoog aandachtsniveau mag worden toegedicht, hetgeen meebrengt dat de geïnformeerde gebruiker het model niet alleen als geheel waarneemt, maar ook let op details, gaat dat niet zo ver dat sprake is van een minutieuze vergelijking. De smallere en kleinere bedieningsknop, de minder ronde randen van de kaarthouder en het schuine patroon van het stiksel waarop Chwiłowicz doelt, zijn dermate ondergeschikt en weinig in het oog springend, dat die aan het oordeel niet kunnen afdoen. Het beroep van Chwiłowicz op een zeer beperkte beschermingsomvang van de Secrid-modellen kan hem daarbij niet baten, reeds nu de afstand die de Pularys-portemonnees nemen ten opzichte van de Secrid-modellen aanzienlijk kleiner is dan de afstand tussen de Secrid-modellen en het vormgevingserfgoed. De verwijzing door Chwiłowicz naar het verschil in kleur van de omslag (wit bij de Secrid-modellen; bruin/zwart/rood bij de Pularys-portemonnees) snijdt geen hout. De afbeeldingen bij de modelinschrijvingen betreffen immers zwart-wit tekeningen die in beginsel ieder model met die vormgeving, ongeacht de kleur, beschermt. De toevoeging van het woord ‘pularys’ op de voorzijde van de portemonnees maakt evenmin dat deze qua vormgeving een andere algemene indruk wekken dan de Secridmodellen. Hoewel de vormgeving van de binnenzijde van de Pularys-portemonnees dusdanig verschilt van de vormgeving van de afgebeelde binnenzijde van de Secridmodellen, dat de algemene indruk niet bij voorbaat overeenkomt, leidt dit voorshands niet tot een ander oordeel ten aanzien van de inbreuk op de modelrechten van Secrid. Het is immers voldoende dat de vormgeving van de Pularys-portemonnees in dichtgeklapte vorm vrijwel geheel overeenkomt met die van de Secrid-modellen. De modelrechten beschermen immers (ook) de buitenzijde van de modellen (afbeeldingen 1 van beide Beneluxmodellen) en dit is ook de wijze waarop deze door gebruikers als eerste ter hand worden genomen en beschouwd.