11 okt 2022
Puma komt goed beslagen ten zitting
Rechtbank Den Haag 11 oktober 2022, IEF 21483; ECLI:NL:RBDHA:2022:15934 (Puma en Calvin Klein/Sporttrading Holland) Het betreft in deze zaak een bewijsbeslag. In 2020 is er een grote partij namaak Puma-sokken aangetroffen bij winkels van Kruidvat. Deze waren door Sporttrading Holland B.V. (hierna: Sporttrading) gelevered. Sporttrading had de goederen op haar beurt bij Katrade UG gekocht. Een jaar nadat Puma en Sporttrading tot een schikking zijn gekomen ten aanzien van de sokken, wordt een grote hoeveelheid boxershorts gevonden waarvan Puma stelt dat die boxershorts namaak betreffen. Calvin Klein, die eveneens te maken krijgt met boxershorts die door Sporttrading worden verkocht, start een bodemprocedure, waarin zij stelt dat die boxershorts niet door of met haar toestemming in de EER in het verkeer zijn gebracht. Sporttrading verweert zich met de stelling dat het merkenrecht van Puma en Calvin Klein is uitgeput, nu Sporttrading de goederen in kwestie bij dochtermaatschappijen van de twee eisende partijen heeft gekocht. In het kader van bewijsverzameling stellen Puma en Calvin Klein een kort geding in, teneinde bewijs te verzamelen. Zij vorderen primair afgifte en inzage van alle beslagen bescheiden en secundair afgifte en inzage van alle bescheiden die mogelijkerwijs te maken hebben met de handel van goederen die met hun merk zijn bekleed.
Puma en Calvin Klein stellen dat zij worden overspoeld door namaakproducten. 80% van het aanbod op de markt zou uit namaakproducten bestaan. De eerdergenoemde Katrade UG zou deel uitmaken van een crimineel netwerk - genaamd 'Drent' - dat zich bezighoudt met het exploiteren van namaakproducten. Sporttrading zou dé afnemer in Nederland zijn. Daartoe dragen Puma en Calvin Klein aan dat de rechtsvoorganger van Sporttrading meermaals veroordeeld is voor merktinbreuk. Ook zou Puma zij in beslagen bescheiden van Katrade UG gezien heeft dat Sporttrading contact met haar heeft gehad over het kopen van namaakproducten. Verder bewijs hebben de eisende partijen niet, omdat het te kostbaar zou zijn om bewijs te verzamelen. Sporttrading verweert zich met de stelling dat zij éénmalig een order aan sokken heeft afgenomen bij Katrade UG maar heeft afgezien van verdere transacties om Katrade UG onbetrouwbaar leek, dat zij geen onderdeel uitmaakt van het 'Drent-netwerk', dat het merkenrechten van Puma en Calvin Klein op de artikelen is uitgeput. Sporttrading betwist de beschuldiging dat zij in namaakproducten zou hebben gehandeld uitdrukkelijk.
De rechtbank geeft aan dat de lat voor het inzien van bescheiden hoger ligt dan voor het leggen van beslag, teneinde fishing expeditions te voorkomen. Een partij die inzage of afgifte eist, moet 'zodanige feiten en omstandigheden stellen en met reeds voorhanden bewijsmateriaal onderbouwen dat voldoende aannemelijk is dat inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht bestaat of dreigt.' In dat verlengde komt zij tot de conclusie dat Puma voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een (dreigende) inbreuk op haar merkenrecht. Calvin Klein heeft zich echter slechts op algemene opmerkingen gesteld, waardoor niet is voldaan aan de hogere eisen die aan inzage van bescheiden wordt verbonden. De vordering van Puma wordt toegewezen, die van Calvin Klein wordt afgewezen.
4.4 Artikel 843a Rv ziet op de bijzondere exhibitieplicht in en buiten rechte. In Nederland bestaat geen algemene exhibitieplicht die maakt dat partijen jegens elkaar verplicht kunnen worden tot het verschaffen van informatie en documenten. Met het oog daarop en ter voorkoming van zogenaamde fishing expeditions is toewijzing van een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering aan voorwaarden gebonden. Ingevolge artikel 843a lid 1 Rv moet de eiser tot exhibitie een rechtmatig belang hebben, moeten de bescheiden waarvan inzage, afschrift of uittreksel wordt gevorderd zien op een rechtsbetrekking waarbij hij partij is en moet de vordering 'bepaalde' bescheiden betreffen waarover degene van wie de inzage, afschrift of uittreksel wordt gevorderd ook daadwerkelijk de beschikking heeft. Indien aan deze drie cumulatieve voorwaarden is voldaan, is degene die de bescheiden te zijner beschikking heeft (desondanks) niet gehouden aan een vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige redenen zijn of indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder die gegevensverschaffing is gewaarborgd.
4.5 De drempel voor inzage ligt hoger dan die voor het verkrijgen van verlof voor bewijsbeslag. Aan het vereiste van een rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 1019a Rv in verbinding met artikel 843a Rv is in geval van betwisting niet reeds voldaan indien (dreigende) inbreuk op een recht van intellectuele eigendom onderbouwd is gesteld. Degene die inzage, afgifte of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt, dient dan zodanige feiten en omstandigheden te stellen en met reeds voorhanden bewijsmateriaal te onderbouwen dat voldoende aannemelijk is dat inbreuk op een recht van intellectuele eigendom is of dreigt te worden gemaakt (Hoge Raad, 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3304).