11 mrt 2020
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg, Mount Law.
Rechtbank oordeelt over normaal gebruik van merk Gallup
Rechtbank Den Haag 11 maart 2020, IEF 19076 (GIA tegen gedaagden) GIA is een vereniging opgericht door George Gallup, een Amerikaans statisticus en uitvinder van de Gallup-poll, een statistische methode om opinies te peilen. GIA heeft wereldwijd leden, welke bestaan uit bedrijven die zich bezighouden met markt- en opinieonderzoek. Gallup GmbH en Gallup Inc. behoren tot de Gallup-groep, een wereldwijd opererend bedrijf dat zich toelegt op (markt-)onderzoek en advisering. Gallup GmbH en Gallup Inc. zijn houders van drie Beneluxmerken GALLUP (hierna: de merken) en houden een website respectievelijk onder de domeinen www.gallup.de en www.gallup.com. GIA stelt dat de merken niet geldig zijn wegens niet normaal gebruik zonder geldige reden gedurende een ononderbroken tijdvak van 5 jaar op grond van artikel 2.27 lid 2 BVIE jo. 2.23bis lid 1 BVIE.
Volgens vast jurisprudentie moet ervan worden uitgegaan dat van een merk normaal gebruik wordt gemaakt wanneer het overeenkomstig zijn voornaamste functie – dat wil zeggen het waarborgen van de identiteit van de oorsprong van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven – wordt gebruikt teneinde voor deze waren of diensten een afzet te vinden of te behouden, met uitsluiting van symbolisch gebruik dat er enkel toe strekt de aan het merk verbonden rechten te behouden. Er wordt geoordeeld dat gedaagden voldoende hebben aangevoerd ter onderbouwing van hun betoog dat sprake is van commerciële exploitatie van de merken in de Benelux voor de geregistreerde waren en diensten. De vordering van GIA wordt afgewezen.
4.13. Hieruit blijkt dat opinieonderzoek niet gezien wordt als een afgebakende subcategorie van marktonderzoek die zelfstandig kan worden bekeken, maar dat opinieonderzoek en marktonderzoek elkaar (deels) overlappende diensten zijn. Dat betekent dat het gebruik voor opiniepeilingen ook van belang is voor de vraag of sprake is van normaal gebruik van marktonderzoek. Immers, het mag niet zo zijn dat de houder van een merk elke bescherming wordt ontzegd voor waren of diensten die weliswaar niet strikt gelijk zijn aan die waarvoor normaal gebruik is bewezen, maar daarvan niet wezenlijk verschillen en behoren tot eenzelfde groep die alleen op willekeurige wijze kan worden onderverdeeld.
4.14. Gelet op het voorgaande hebben gedaagden voldoende aangevoerd ter onderbouwing van hun betoog dat sprake is van commerciële exploitatie van de merken in de Benelux voor de geregistreerde waren en diensten. GIA heeft dat onvoldoende gemotiveerd weersproken. Daarom wordt aan (nadere) bewijslevering niet toegekomen en komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van normaal gebruik van de merken in de Benelux voor de betreffende waren en diensten in de relevante periode, zodat de vorderingen van GIA worden afgewezen.