24 nov 2022
Kopieer citeerwijze ||
Stichting Katholieke Universiteit tegen Glycostem Therapeutics en Stichting RUMC
Rechtsopvolging bij splitsing leidt tot schorsing geding onder artikel 225 lid 1 (c) Rv
Rechtbank Den Haag 24 november 2022, IEF 21235; ECLI:NL:RBDHA:2021:17156 (Stichting Katholieke Universiteit tegen Glycostem Therapeutics en Stichting RUMC) De rechtbank heeft een geschil tussen Glycostem Therapeutics en Stichting RUMC behandeld over intellectuele eigendomsrechten na een afsplitsing. Glycostem betoogde dat niet alle relevante rechten en verplichtingen waren overgegaan op Stichting RUMC, maar de rechtbank oordeelde dat dit wel het geval was op basis van verschillende overeenkomsten. Stichting RUMC en Stichting Katholieke Universiteit vroegen om schorsing van de procedure omdat zij nu eigenaar zijn van de intellectuele eigendomsrechten. De rechtbank was het hiermee eens en heeft het verzoek tot schorsing toegewezen. Glycostem Therapeutics beweerde dat de Stichting RUMC en Stichting Katholieke Universiteit misbruik van procesrecht maakten, maar de rechtbank wees dit af en verklaarde dat de procedure bevoegdelijk is geschorst sinds 2 juni 2021.
3.2. De rechtbank volgt, in de eerste plaats, niet het betoog van Glycostem Therapeutics dat op basis van de splitsingsakte en bijbehorende documentatie niet zondermeer kenbaar is dat alle voor het onderhavige geding relevante rechten en verplichtingen zijn overgegaan op Stichting RUMC.
3.4. De rechtbank is van oordeel, onder meer gelet op het feit dat uit de Engelstalige overeenkomsten blijkt dat Stichting Katholieke Universiteit deze heeft gesloten handelend onder de naam ‘Radboud University Nijmegen Medical Centre’, dat die overeenkomsten betrekking hebben op of ten dienste staan, althans hebben gestaan, van de activiteiten van het Radboud universitair medisch centrum. Zij zijn, als zodanig, ook aangegaan door Radboud universitair medisch centrum als (toenmalig) onderdeel van Stichting Katholieke Universiteit. Zulks blijkt bovendien uit de onderwerpen van bedoelde overeenkomsten, te weten samenwerking op het gebied van medisch onderzoek, in het bijzonder onderzoek naar methoden van productie van zogenaamde NK-cellen die een rol spelen in de bestrijding van kanker met behulp van immuuntherapie, en uit de bij de uitvoering daarvan betrokken personen en middelen, die alle afkomstig waren van het Radboud universitair medisch centrum, zo hebben Stichting RUMC en Stichting Katholieke Universiteit onweersproken gesteld.
3.6. Dezelfde conclusie geldt gezien het bepaalde in het voorstel tot afsplitsing en de in overweging 2.4 weergegeven bepalingen over intellectuele eigendomsrechten, eveneens voor aanspraken van Glycostem Therapeutics op WO142, waarvan Glycostem Therapeutics met haar reconventionele vorderingen in de hoofdzaak onder meer mede-eigendom opeist. Bovendien blijkt uit de door Stichting Katholieke Universiteit overgelegde bewijzen van inschrijving van de overdracht van EP16775091.8 en US1575987 in de betreffende registers dat genoemde octrooifamilie, conform de uit de splitsingsdocumentatie te herleiden afspraken, inmiddels daadwerkelijk op naam van Stichting RUMC is geregistreerd. De rechtbank ziet dan ook geen reden Stichting Katholieke Universiteit op te dragen in dat verband nader bewijs te leveren, zoals het in het geding brengen van Bijlage D-6A2 bij het voorstel van splitsing.
3.7. Voor zover uit het voorgaande niet reeds voortvloeit dat ook onderhavige gerechtelijke procedure ten gevolge van de afsplitsing op Stichting RUMC is overgaan, wijst de rechtbank erop dat uit de dagvaarding blijkt dat Stichting Katholieke Universiteit deze procedure heeft ingeleid “handelend onder de naam Radboud Universitair Medisch Centrum / Radboudumc”. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank zonder nadere toelichting van Glycostem Therapeutics, die ontbreekt, niet in waarom op basis van de door haar voorgestelde uitleg van de splitsingsdocumentatie overeenkomstig de cao-norm1, onderhavige procedure niet behoort tot de “lopende juridische procedures van Radboud universitair medisch centrum”, als genoemd in die splitsingsdocumentatie.
3.9. In de tweede plaats volgt de rechtbank Glycostem Therapeutics niet in haar betoog dat Stichting RUMC en Stichting Katholieke Universiteit door het opwerpen van onderhavig schorsingsincident misbruik van procesrecht maken althans in strijd handelen met de goede procesorde of de ratio van artikel 225 Rv. Niet valt in te zien waarom Stichting RUMC en Stichting Katholieke Universiteit in dit geval niet van de hun door artikel 225 lid 1 aanhef en onder c Rv verleende bevoegdheid gebruik zouden mogen maken. Het betoog van Glycostem Therapeutics klemt temeer nu juist zij niet heeft willen instemmen met de schorsing en gelijktijdige hervatting van de procedure door Stichting RUMC op grond van artikel 227 lid 1 onder b Rv.
3.10. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van Stichting RUMC en Stichting Katholieke Universiteit in het incident toewijzen en voor recht verklaren dat de procedure bevoegdelijk is geschorst vanaf de datum van de akte ex artikel 225 Rv, zijnde 2 juni 2021. Het verzet tegen die schorsing van de zijde van Glycostem Therapeutics wordt derhalve verworpen.