Gepubliceerd op vrijdag 9 april 2010
IEF 8745
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Reden om andere en verder gaande maatregelen op te leggen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 april 2010, KG ZA 10-0261, Coty Prestige Lancastère Group GmbH tegen tegen FM Group Nederland B.V. c.s. (met dank aan Milica Antic, Arnold & Siedsma).

Merkenrecht. Vergelijkingstabellen parfum. Haagse L'Oréal/Bellure-variant, deel II. “Met betrekking tot hoofdzakelijk hetzelfde geschil is tussen partijen een eerder kort geding gevoerd voor deze zelfde voorzieningenrechter”( Vzr. Rechtbank ‘s- Gravenhage, 14 oktober 2009, IEF 8266). Eiser Coty vordert en krijgt i.c. uitbreiding van het eerdere gegeven inbreukverbod. Geen matiging 1019h proceskosten i.v.m. “bovengemiddeld inzet van recherche”.

4.6. Coty stelt in dit tweede kort geding dat haar van nieuwe omstandigheden is gebleken die indiceren enerzijds dat FM Group zelf vergelijkingslijsten verspreidt en anderzijds, voorzover FM Group haar distributeurs al enig verbod oplegt, dat dit verbod in elk geval niet wordt gehandhaafd op een wijze die effectief is. (…)
 
4.8. (…) Nu dit feiten zijn die Coty in het eerste kort geding niet heeft gesteld en ook niet kon stellen omdat ze haar onbekend waren of zich nog niet hadden voorgedaan, zijn deze feiten in dit tweede kort geding als nieuwe feiten aan te merken. (…) Het gezag van gewijsde kan hier niet worden ingeroepen reeds omdat een vonnis in kort geding - als voorlopige voorziening - geen gezag van gewijsde heeft.

(…) 4.15. Samengevat betekent dit dat Coty binnen de grenzen van de bewijsmogelijkheden van het kort geding voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat FM Group zelf de vergelijkingslijst verspreid en dat FM Group een door haar opgelegd verbod tot verspreiding onder haar distributeurs niet handhaaft op een wijze die effectief is.

4.16. Dit zijn feiten en omstandigheden die onvoldoende vast stonden ten tijde van het eerste kort geding. Nu dat thans anders is geworden is er nu reden om andere en verder gaande maatregelen op te leggen tegen FM Group dan in het eerste kort geding. Wat betreft de vorderingen van Coty betekent dat het volgende.

(…)

4.21. De door Coty opgegeven kosten zijn hoger dan het bedrag voorzien volgens het indicatietarief voor een modaal kort geding. Gelet daarop en de betwisting zijn zij te toetsen aan de maatstaf van evenredigheid en redelijkheid voorzien in artikel 1019h Rv. De voorzieningenrechter heeft er acht op geslagen dat deze zaak een bovengemiddeld inzet van recherche heeft gevergd. In dat licht is de declaratie zijdens Coty niet als onevenredig of onredelijk aan te merken. Het gevorderde bedrag zal dan ook worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.