9 nov 2016
Reliëfmotief van Birkenstock heeft geen commerciële herkomst
Gerecht EU 9 november 2016, IEF 16354; IEFbe 1991; Zaak T-579/14 (Birkenstock tegen BHIM) Uniemerk. Afbeelding van een reliëfmotief. Het betreft een beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 15 mei 2014 inzake de internationale inschrijving van het beeldmerk dat een patroon van elkaar kruisende golvende lijnen weergeeft. Verzoekster voert met name aan dat de kamer van beroep zich niet heeft gebaseerd op het internationale merk in zijn ingeschreven vorm, te weten een afbeelding waarvan het oppervlak duidelijk is afgebakend en die niet samenvalt met de vorm van de waren, maar dat zij het merk op ongerechtvaardigde wijze heeft uitgebreid door te stellen dat dit merk kon worden herhaald en voortgezet. Het EUIPO is van mening dat de kamer van beroep op goede gronden heeft geoordeeld dat het betrokken teken een oppervlakpatroon weergaf en elk onderscheidend vermogen miste voor de betrokken waren. In casu dient te worden geoordeeld dat, gelet op de banale aard van het betrokken teken en het oneindig aantal verschillende dessins die als oppervlakpatroon worden gebruikt, de kamer van beroep op goede gronden heeft vastgesteld dat het betrokken teken niet op significante wijze afweek van de norm of van wat in de betrokken sectoren gangbaar was. Zij heeft derhalve terecht vastgesteld dat het relevante publiek het teken zou opvatten als een eenvoudig oppervlakpatroon, dat wordt toegepast voor decoratieve of technische doeleinden, en niet als de aanduiding van een bepaalde commerciële herkomst.
Wat ten slotte het door verzoekster ter terechtzitting opgeworpen argument betreft, dat zij recht heeft op inschrijving van het merk wanneer dit merk onderscheidend vermogen heeft, hoeft enkel te worden vastgesteld dat dit feit niet belet dat het onderzoek in het kader van de aanvraag tot inschrijving van een merk of in het kader van het onderzoek van een verzoek tot uitbreiding van de bescherming van een internationaal merk tot de Unie streng en volledig moet zijn, teneinde te voorkomen dat merken ten onrechte in de Unie worden ingeschreven of beschermd. Er bestaat geen vermoeden dat een merk kan worden ingeschreven [arrest van 11 juni 2009, Baldesberger/BHIM (Vorm van een pincet), T‑78/08, niet gepubliceerd, EU:T:2009:199, punt 36].
153 In casu dient te worden geoordeeld dat, gelet op de banale aard van het betrokken teken en het oneindig aantal verschillende dessins die als oppervlakpatroon worden gebruikt, de kamer van beroep op goede gronden heeft vastgesteld dat het betrokken teken niet op significante wijze afweek van de norm of van wat in de betrokken sectoren gangbaar was. Zij heeft derhalve terecht vastgesteld dat het relevante publiek het teken zou opvatten als een eenvoudig oppervlakpatroon, dat wordt toegepast voor decoratieve of technische doeleinden, en niet als de aanduiding van een bepaalde commerciële herkomst.
154 Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beslissing dient te worden vernietigd wat de volgende waren betreft: „kunstledematen, -ogen en ‑tanden”, „hechtmateriaal; hechtmateriaal voor operatiedoeleinden” (klasse 10) en „dierenhuiden, pelterijen” (klasse 18) (zie punt 128 supra).
155 Daarentegen dient voor de overige waren waarop het internationale merk betrekking heeft, verzoeksters enige middel te worden afgewezen en het beroep dus te worden verworpen.