Reputatie wuppies gered
Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 21 juli 2006, LJN: AY4788. Interall B.V. tegen Johan Vlemmix.
Wuppie-zaak. Liedje is geen geen persiflage of parodie maar merkinbreuk. Eerdere berichten hier.
Naar het oordeel van de rechter wordt er door het gebruik van het woord Wuppie in het liedje inderdaad afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen en de reputatie van het merk Wuppie. Voor dat oordeel volgt de rechter niet de stelling van Interall dat gedaagde associaties oproept met carnavaleske gebruiken of alcoholmisbruik.
Dat in de tekst van het oorspronkelijke liedje dat waarschijnlijk anders was (het zien van de beestjes was daar kennelijk het gevolg van de spirituele werking van hetgeen gedronken was), legt daarbij geen gewicht in de schaal; dat gedaagde allemaal Wuppies ziet is niet het gevolg van het gebruik van sterke drank, maar van het bestaan van de landelijke rage (waarbij mensen, blijkens een persbericht, kennelijk zover gaan dat zij grote exemplaren van de bewuste poppetjes op het dashboard van hun auto zetten en daarmee de verkeersveiligheid in gevaar brengen).
Hoewel de rage daar wel aanleiding toe zou kunnen geven, bevat het liedje kennelijk toch geen persiflage of parodie daarop; het liedje en de videoclip sluiten grotendeels aan bij de sfeer van het poppetje van Interall. Dit past ook naadloos bij de uitlatingen van gedaagde; "iedereen houdt van de Wuppie en het is juist een heel leuk product en daarbij wil ik aansluiten. Ik wil de mensen vrolijk maken".
Naar het oordeel van de rechter schuilt juist daarin het risico voor aantasting van het merk. Voor het publiek zal niet gauw duidelijk zijn dat de presentatie van gedaagde geheel en al los staat van het op de markt brengen van het product van Interall; de sfeer van het liedje en de videoclip sluiten zo nauw aan bij de identiteit van het merk Wuppie en het daarmee op de markt gebracht poppetje, dat bij het publiek de indruk gewekt kan worden dat de herkomst van het poppetje en het liedje dezelfde is. Aldus zal de identiteit van het merk door de presentatie van [gedaagde] worden beïnvloed, althans is de dreiging van dat gevaar uitermate reëel. Dat zou weer betekenen dat Interall min of meer de controle over de identiteit van het merk verliest, terwijl zij als merkrechthouder bij uitsluiting van ieder ander gerechtigd is die identiteit te bepalen. Aangenomen moet worden dat genoemd artikel 13 a lid 1 onder d BMW (ook) die bescherming aan de merkrechthouder beoogt te bieden.
Lees het vonnis hier.