Gepubliceerd op vrijdag 11 oktober 2024
IEF 22286
Hof Den Haag ||
11 jun 2024
Hof Den Haag 11 jun 2024, IEF 22286; ECLI:NL:GHDHA:2024:1100 (Edwards tegen Meril), https://delex.nl/artikelen/schorsing-octrooigeschil-in-afwachting-van-uitspraak-tkb

Schorsing octrooigeschil in afwachting van uitspraak TKB

Hof Den Haag 11 juni 2024, IEF 22286; ECLI:NL:GHDHA:2024:1100 (Edwards tegen Meril) In 2020 heeft het EOB aan Edwards een Europees octrooi verleend, waaronder voor Nederland. Hiertegen heeft Meril bij het EOB oppositie ingesteld, die in 2022 is verworpen. Meril is vervolgens in hoger beroep gegaan bij de TKB. Edwards heeft in 2021 Meril voor de rechtbank gedagvaard en tegen Meril op grond van het octrooi een inbreukverbod gevorderd. De rechtbank heeft de vorderingen van Edwards afgewezen en Edwards veroordeeld in de kosten van de procedure. Edwards is hiertegen in beroep gegaan. Meril heeft in hoger beroep gevorderd om de behandeling van dit geschil te schorsen totdat in hoogste instantie is besloten over de oppositie tegen het octrooi danwel tot de TKB heeft besloten. Het hof acht het onevenredig om te schorsen totdat er in de hoogste instantie over de oppositie tegen het octrooi is besloten. Dit zou leiden tot onevenredige vertraging. Het hof gaat echter wel mee in het voorstel om de behandeling in hoger beroep te schorsen, in afwachting van de uitspraak van de TKB. Het hof oordeelt dat het niet nodig is de partijen nu zonder meer door te laten procederen, aangezien de memorie van antwoord van Meril zou moeten worden gebaseerd op het centraal nog steeds geldig geachte octrooi. Na de uitspraak van het TKB zal het hof besluiten of Edwards haar grieven en vorderingen kan aanpassen aan die uitspraak, of dat de procedure verdergaat op basis van de huidige stand van zaken.

5.1 Op grond van artikel 83 lid 4 ROW 1994 kan de Nederlandse rechter de behandeling van een geschil ter zake van een Europees octrooi met of zonder tijdsbepaling schorsen indien bij het EOB tegen dat octrooi oppositie is ingesteld ingevolgde artikel 99 van het Europees Octrooiverdrag (hierna: EOV).

5.2 Het hof zal hier van deze bevoegdheid gebruik maken. Partijen procederen centraal bij de TKB over de geldigheid van het octrooi, de TKB heeft een negatief voorlopig oordeel over het octrooi gegeven, de mondelinge behandeling voor de TKB is vastgesteld voor 4 juni 2024 en korte tijd later kan een uitspraak van de TKB worden verwacht. In die omstandigheden zou het niet veel zin hebben om partijen decentraal onverkort te laten doorprocederen, waarbij Meril gedwongen zou zijn om haar memorie van antwoord op te stellen op basis van het (na afwijzing van haar oppositie) centraal nog steeds geldig geachte octrooi.

5.3 Het hof acht het vooralsnog onevenredig om de behandeling van de procedure te schorsen totdat er in hoogste instantie definitief over de oppositie is beslist. Hoewel artikel 112a EOV hoge eisen stelt aan de ontvankelijkheid van een verzoek om herziening van een beslissing van de TKB door de Grote Kamer van Beroep van het EOB, valt niet uit te sluiten dat een van partijen een dergelijk verzoek zal indienen, en in dat geval zou het tot een onevenredige vertraging leiden om de uitkomst van dat herzieningsverzoek af te wachten.