Gepubliceerd op donderdag 9 oktober 2014
Staking merkinbreuk Abercrombie Fitch via webshop
Rechtbank Den Haag 1 oktober 2014, IEF 14268; ECLI:NL:RBDHA:2014:12944 (Abercrombie & Fitch tegen XYZ)
Merkenrecht. Namaak. Via Pandora Fashion's webshop en marktplaats worden kleding met A&F tekens aangeboden. Er wordt een testaankoop gedaan van ene Wesley X. X is een zeer veelvoorkomende Chinese achternaam; Long X zijn betrokkenheid is niet anders onderbouwd dat de stelling dat met Wesley X is gecorrespondeerd. Vordering tegen X wordt afgewezen. Z&Y dienen merkinbreuk op A&F-merken binnen de EU te staken, moeten schade vergoeden ad €80 per kledingstuk dat verhandeld is of in voorraad is gehouden en worden in 2/3 van de proceskosten veroordeeld.
4.4. Gelet op de gemotiveerde betwisting door X heeft A&F c.s. onvoldoende nader onderbouwd dat Long X degene is die onder de naam “Wesley X” kleding voorzien van de A&F merken heeft aangeboden en verhandeld. De betrokkenheid van X bij het aanbieden en verhandelen van genoemde kleding heeft A&F c.s. niet anders onderbouwd dan met de stelling dat gecorrespondeerd is door iemand die Wesley X heet, zonder argumenten aan te dragen waaruit volgt dat Long X – ondanks zijn betwisting – deze persoon is. Aan het bewijsaanbod zoals gedaan door A&F c.s. komt de rechtbank om die reden niet toe. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het bewijsaanbod onvoldoende strekt ter onderbouwing van haar stelling, aangezien het aanbod slechts ziet op hetgeen onderzoeksbureau BSC kan verklaren. Die verklaring zou nog steeds niet bewijzen dat X degene is die het telefoongesprek heeft gevoerd en/of degene is die de e-mail heeft verzonden. Zodoende is niet vast komen te staan dat X kleding voorzien van de A&F merken heeft aangeboden en/of verhandeld, zodat hem geen merkinbreuk kan worden verweten. De vorderingen jegens X in conventie zullen dientengevolge worden afgewezen.
4.6. Z is weliswaar verschenen maar heeft op de vorderingen niet geantwoord. De vorderingen jegens Z zijn op de wet gegrond en niet weersproken.
4.7. Y is niet verschenen. De vorderingen jegens hem komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor.
4.11. Gelet op de vastgestelde inbreuk en de toewijsbaarheid van de vordering tot schadevergoeding en/of winstafdracht is de door A&F c.s. gevorderde opgave van namen van leveranciers, het aantal ingekochte, verkochte en voorradige inbreukmakende kleding, de in- en verkoopprijzen en de nettowinst eveneens toewijsbaar op de wijze als in het dictum vermeld. De opgave dient te worden voorzien van een door Z en Y ieder te bekostigen verklaring van een accountant (RA of AA) waaruit blijkt dat hij de opgave heeft geverifieerd aan de hand van de administratie van Z respectievelijk Y en dat, voorzover verifieerbaar, de opgave strookt met de gegevens uit die administratie en dat, voorzover verificatie niet volledig mogelijk is, hij geen aanwijzingen heeft dat de opgave geen getrouwe weergave van de werkelijkheid omtrent de te verstrekken gegevens zou inhouden. De termijn voor de opgave zal worden bepaald op drie maanden omdat de gevorderde termijn van één maand gelet op de verificatie door een accountant te kort wordt geacht voor een juiste uitvoering.
4.12. Voorts zal geen dwangsom aan Z en/of Y worden opgelegd in het geval dat derden geen gevolg geven aan het gebod tot het afgeven aan A&F c.s. van A&F kleding die zij onder zich (mochten) hebben, nu het nakomen van dit gebod niet binnen het bereik van Z en/of Y ligt.
4.13. A&F c.s. vordert een volledige proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv en heeft haar kosten in een kostenoverzicht (productie 10) begroot op € 10.670,46 en aangevuld met een bedrag van € 4.316,83 (productie 13). De aanvullende kosten zijn naar A&F c.s. stelt enkel gemaakt naar aanleiding van het verweer van X en dienen derhalve buiten beschouwing te blijven. In het kostenoverzicht overgelegd als productie 10 zijn evenwel ook de kosten meegenomen die A&F c.s. omwille van haar procedure jegens X heeft gemaakt, zodat Z en Y zullen hoofdelijk worden veroordeeld in 2/3 van deze kosten, zijnde een bedrag van € 7.113,64.
4.13. A&F c.s. vordert een volledige proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv en heeft haar kosten in een kostenoverzicht (productie 10) begroot op € 10.670,46 en aangevuld met een bedrag van € 4.316,83 (productie 13). De aanvullende kosten zijn naar A&F c.s. stelt enkel gemaakt naar aanleiding van het verweer van X en dienen derhalve buiten beschouwing te blijven. In het kostenoverzicht overgelegd als productie 10 zijn evenwel ook de kosten meegenomen die A&F c.s. omwille van haar procedure jegens X heeft gemaakt, zodat Z en Y zullen hoofdelijk worden veroordeeld in 2/3 van deze kosten, zijnde een bedrag van € 7.113,64.
In reconventie:
Immateriële schade
4.17. A&F c.s. heeft de stelling van X dat hij door het beslag op zijn bankrekening geld heeft moeten lenen en zodoende gezichtsverlies heeft geleden, onvoldoende gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat X in zijn eer en goede naam is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 BW. Het door X begrote bedrag aan immateriële schade van € 200,- is niet gemotiveerd betwist en mitsdien toewijsbaar.