21 feb 2021
Uitspraak ingezonden door Nils Winthagen, Winthagen Mensink.
Strongviking c.s. pleegt merkinbreuk jegens Viking
Vzr. Rechtbank Den Haag 21 februari 2020, IEF 19031 ECLI:NL:RBDHA:2020:1684 (Viking tegen Strongviking c.s.) Viking houdt zich bezig met de productie en verkoop van schaatsen en aanverwante artikelen, zoals schaatsbroeken, mutsen en sweaters, en is houdster van een aantal Uniemerken. Strongviking c.s. is een groep ondernemingen die zich bezighouden met het organiseren van zogenaamde obstacle runs: recreatieve hindernislopen waarbij de deelnemers naast het hardlopen ook verschillende obstakels moeten trotseren. Strongviking c.s. is tevens houder van een aantal Uniemerken. Viking stelt dat Strongviking c.s. merkinbreuk maakt op grond van artikel 9 lid 2 onder b UMVo, dan wel artikel 2.20 lid 2 onder b BVIE. Er wordt geoordeeld dat is voldaan aan alle in artikelen 9 lid 2 sub b UMVo en 2.20 lid 2 sub b BVIE gestelde criteria, waardoor Strongviking c.s. inderdaad merkinbreuk pleegt op het merkenrecht van Viking.
4.29. Nu inbreuk naar voorlopig oordeel reeds kan worden gebaseerd op de artikelen 9 9 lid 2 sub b UMVo en 2.20 lid 2 sub b BVIE, behoeft het (subsidiaire) beroep van Viking op sub c van genoemde artikelen geen bespreking meer. Voorts geldt dat de vorderingen van Viking reeds kunnen worden toegewezen op grond van de Viking-Merken, zodat Viking naar voorlopig oordeel geen belang heeft bij beoordeling op grond van het Viking-Uniewoord/beeldmerk 2015.