7 jun 2021
Uitspraak ingezonden door Maarten Haak en Myrna Teeuw, Hoogenraad & Haak.
Te verschillende elementen bij modellen luchtkussens
Vzr. Rechtbank Den Haag 7 juni 2021, IEF 20009; ECLI:NL:RBDHA:2021:6313 (BagJump tegen BigAirBag) BagJump heeft het ontwerp van het OnePiece Landing luchtkussen geregistreerd als Gemeenschapsmodel. BigAirBag heeft een landingskussen onder de naam One Piece Lander op de markt gebracht. BagJump vordert in deze zaak staking van het produceren en verhandelen van dit landingskussen. Er wordt in deze zaak ingegaan op de vraag of het model van BagJump bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt. Op dit punt oordeelt de rechter dat de verschillen tussen de modellen zodanig zijn, dat ze bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt. Ook op de vraag of er nog eventueel inbreuk wordt gemaakt op een auteursrecht op een gebruiksvoorwerp door BigAirBag antwoordt de rechtbank ontkennend. Ze verwijst hierbij naar de verschillen in ontwerp. Wat betreft de namen van de luchtkussens stelt de voorzieningenrechter dat het om sterk beschrijvende woorden gaat en dat het allerminst zeker is dat er sprake kan zijn van gevaar voor verwarring. De vorderingen van BagJump worden dan ook afgewezen.
4.13 De meest in het oog springende verschillen tussen het BAB Product (al dan niet met hoes) en het Model zit in de volgende elementen:
- de open ruimte aan de onderkant van het Model, die de suggestie wekt dat het Model uit twee stukken is opgebouwd, te weten een ongelijkbenig trapezium met daaroverheen een losse toplaag, is niet terug te zien bij het BAB Product;
- de dikke / dubbele omlijning van de tweede delen die het Model kenmerkt, ontbreekt bij het BAB Product; - de ingang van de luchtinstallatie aan de rechter onderzijde van het BAB Product is rechthoekig van vorm en ligt die als het ware op haar lange zijde op de vloer, in tegenstelling tot de aan de linkerzijde van de airbag gelegen ingang van de luchtinstallatie van het Model, die weliswaar rechthoekig van vorm is, maar staande op haar korte kant boven de vloer zweeft.
4.20. Naar voorlopig oordeel kan de vordering op basis van het merkrecht niet worden toegewezen. Het betreft een merk met de sterk beschrijvende woorden "OnePiece" en "Landing". Partijen zijn het erover eens dat de airbags uit deze procedure kunnen worden aangeduid met "landing". Ten aanzien van "OnePiece" heeft BagJump zelf reeds (terecht) benoemd dat het ontbreken van een spatie verwaarloosbaar is (dagvaarding nr. 43). Voor zover BagJump heeft aangevoerd dat "OnePiece" of "One Piece" juist het tegendeel zou suggereren van de in twee delen opgedeelde airbag, waarvoor zij de aanduiding gebruikt, wordt dit betoog voorshands gepasseerd. Het in aanmerking te nemen publiek zal die termen immers niettemin als beschrijvend opvatten en ervan uitgaan dat hoewel de airbag visueel uit twee delen lijkt te bestaan het kennelijk toch één stuk is (de gleuven zijn dan diepe insnoeringen en lopen niet door) of althans als één deel is op te blazen of te zien is als een alles-in-een-landing (dus zonder dat zandlandings behoeven te worden gegraven, stellages behoeven te worden opgebouwd of vrachtwagens als onderdeel van de landing behoeven te worden ingezet). Het voorgaande betekent dat het Merk uit voor de onderhavige producten beschrijvende woorden bestaat. Ten eerste is op die grond gerede twijfel over de geldigheid van het Merk mogelijk. Ten tweede is er, zoals BigAirBag terecht aanvoert, door die beschrijvendheid evenzeer gerede twijfel over de vraag of er gevaar voor verwarring is met het teken "One Piece Lander" van BigAirBag. Ten derde is er gelet op het voorgaande gerede kans dat de bodemrechter zal oordelen dat sprake is van eerlijk gebruik in de handel door BigAirBag om haar product aan te duiden.