Gepubliceerd op woensdag 19 februari 2025
IEF 22569
Unified Patent Court (UPC) ||
Unified Patent Court (UPC) , IEF 22569; https://delex.nl/artikelen/upc-overzicht-11-t-m-17-februari-2025

UPC overzicht: 11 t/m 17 februari 2025

UPC CoA 11 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CoA_563/2024 (Suinno tegen Microsoft). Suinno is houder van een octrooi op een methode en middelen voor browsen door middel van lopen. Suinno is een inbreukprocedure gestart tegen Microsoft. De rechter-rapporteur heeft op het verzoek van Suinno geoordeeld dat bepaalde documenten vertrouwelijk moeten worden gehouden. Het Gerecht van Eerste Aanleg heeft de beschikking van de rechter-rapporteur vernietigd en het verzoek van Suinno tot vertrouwelijkheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat de vertegenwoordiger van Suinno, die tevens algemeen directeur en belangrijkste aandeelhouder van Suinno is, aanzienlijke bestuurlijke en financiële bevoegdheden binnen Suinno heeft en daarom niet als onafhankelijk kan worden beschouwd voor de rechtsgeldige vertegenwoordiging van zijn cliënt in procedures voor het UPC. Ook het Hof van Beroep oordeelt dat Suinno niet op geldige wijze is vertegenwoordigd door een vertegenwoordiger in de zin van artikel 48(1), (2) en (5) UPCA. Hoewel het UPCA niet expliciet een “derde persoon”-eis stelt, concludeert het Hof dat een vertegenwoordiger niet nauw verbonden mag zijn met de vertegenwoordigde partij, zoals bij een directeur of grootaandeelhouder het geval is. De vorderingen van Suinno in hoger beroep worden afgewezen.

UPC CoA 12 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CoA_636/2024 (Meril tegen SWAT Medical). Verweerder 1 heeft als bestuurslid van en investeerder in SWAT Medical toegang verzocht tot alle proces- en bewijsstukken die waren ingediend in de vordering tot nietigverklaring tussen Meril en Edwards. Dit werd toegewezen en Meril heeft hoger beroep ingesteld. Verweerder 1 heeft vervolgens een verweerschrift ingediend. Hierin staan zowel zijn eigen naam als die van het bedrijf SWAT niet genoemd, maar dit moet op grond van R. 236.1 (a) RoP wel. Meril stelt dat er nooit een ontvankelijk verzoek om toegang tot de proces- en bewijsstukken is ingediend, omdat er bij verweerder geen sprake is van geldige vertegenwoordiging, want Verweerder 1 is geen derde, maar bestuurslid. Naar het oordeel van het Hof van Beroep is dit standpunt van Meril te laat naar voren gebracht. Maar omdat vertegenwoordiging een punt van ontvankelijkheid is dat de openbare orde raakt, mag het Hof dit te allen tijde, ook ambtshalve, onderzoeken. Verweerder 1 had voor het Gerecht van Eerste Aanleg en voor het Hof van Beroep vertegenwoordigd moeten zijn. Verder oordeelt het Hof van Beroep dat Verweerder 1 niet gemachtigd is om SWAT Medical te vertegenwoordigen, omdat hij bestuurslid is van SWAT Medical. De mogelijkheid voor een bestuurslid om een rechtspersoon voor het UPC te vertegenwoordigen was onzeker en nog niet verduidelijkt door het Hof van Beroep toen Meril beroep instelde. Verweerder 1 en SWAT Medical krijgen bij wijze van uitzondering veertien dagen om een gemachtigde aan te wijzen en instructies te geven. Binnen deze termijn moeten ze ook het verweerschrift hebben ingediend.

UPC CFI LD München 12 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CFI_714/2024 (biolitec tegen Light Guide). Bij de Local Division in Düsseldorf is het verzoek van de eiser tot het treffen van voorlopige maatregelen afgewezen en deze procedure is momenteel in hoger beroep aanhangig bij het Hof van Beroep. Later heeft de eiser een inbreukprocedure aanhangig gemaakt bij de Local Division in München. Het onderwerp van deze procedure betreft hetzelfde octrooi; ook de gewraakte uitvoeringsvorm en de gedaagden zijn identiek. De gedaagden voeren het bezwaar dat de vordering op grond van artikel 33.2 UPCA niet-ontvankelijk is, omdat de Local Division in Düsseldorf bevoegd zou zijn in plaats van de Local Division in München. De Local Division in München oordeelt dat zij wel bevoegd is, omdat de andere procedure al aanhangig was bij het Hof van Beroep en niet meer bij het Gerecht van Eerste Aanleg. Het bezwaar van gedaagden wordt afgewezen.

UPC CoA 12 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CoA_621/2024 (Daedalus tegen Xiaomi). Daedalus is een inbreukprocedure gestart tegen Xiaomi. De rechter-rapporteur van het Gerecht van Eerste Aanleg heeft bepaalde stukken van Xiaomi aangemerkt als vertrouwelijk, R. 262A RoP. De algemeen directeur, juridische vertegenwoordigers en hun interne assistenten van Daedalus hebben toegang tot de vertrouwelijke informatie, maar nu wil Daedalus ook toegang voor twee Amerikaanse advocaten. Het Gerecht van Eerste Aanleg oordeelt dat het belang van Daedalus bij informatie-uitwisseling in de huidige procedure en de parallelle procedure voor de Amerikaanse rechtbank niet rechtvaardigt dat de vertrouwelijke informatie aan de Amerikaanse advocaten wordt verstrekt. Het is niet de taak van Xiaomi om Daedalus van informatie te voorzien die in andere rechtsgebieden kan worden gebruikt.

Het Hof van Beroep oordeelt dat het Gerecht van Eerste Aanleg er niet van uit mocht gaan dat Daedalus volledige toegang voor zijn Amerikaanse advocaten verzocht om hen in staat te stellen de vertrouwelijke informatie te gebruiken in context van de parallelle Amerikaanse procedures. In hoger beroep heeft Daedalus uitdrukkelijk bevestigd dat de Amerikaanse advocaten de vertrouwelijke informatie uitsluitend mogen en zullen gebruiken voor de onderhavige procedure. De toegang wordt uitgebreid met de twee Amerikaanse advocaten en dit zorgt voor een totaal van drie natuurlijke personen aan de kant van Daedalus die toegang hebben tot de vertrouwelijke informatie. Dit is naar het oordeel van het Hof van Beroep niet hoger dan noodzakelijk. Het Hof van Beroep vernietigt de beschikking van het Gerecht van Eerste Aanleg.

UPC CoA 14 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CoA_382/2024 (Abbott tegen Sibionics). Abbott is houder van een octrooi met twee onafhankelijke claims. De eerste claim beschrijft een apparaat dat op het lichaam wordt bevestigd (een glucose sensor) en claim 15 een methode voor het bevestigen van een dergelijk apparaat. Volgens Abbott maakt Sibionics inbreuk op hun octrooi. Het Gerecht van Eerste Aanleg oordeelde dat het aannemelijker was dan niet dat conclusie 1 ongeldig wordt verklaard vanwege toegevoegde materie ten opzichte van de oorspronkelijke aanvraag. De Local Division in Den Haag weigerde dus een voorlopige voorziening toe te kennen.

Het Hof van Beroep verwerpt de argumenten van Sibionics met betrekking tot toegevoegde materie. De oorspronkelijke aanvraag en de octrooibeschrijving hebben dezelfde inhoud en streven hetzelfde doel na. Het octrooi is naar het oordeel van het Hof van Beroep ook nieuw en inventief ten opzichte van de aangehaalde stand van de techniek. Vervolgens oordeelt het Hof dat Sibionics waarschijnlijk inbreuk maakte op claim 1 van het octrooi. Het product van Sibionics bevatte alle essentiële kenmerken van de octrooiconclusie, inclusief een basisgedeelte met een recessie en een sensor die via een connector werd gekoppeld. Het Hof vernietigt het eerdere vonnis en Sibionics krijgt een verkoopverbod opgelegd.

UPC CFI LD München 14 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CFI_437/2024 (GXD-Bio tegen Myriad). GXD-Bio start een inbreukprocedure tegen Myriad. De eiser vordert onder meer een bevel tot het verstrekken van informatie over inbreukmakende handelingen en een verklaring dat gedaagden aansprakelijk zijn voor alle schade als gevolg van de inbreukmakende handelingen. Gedaagden voeren preliminair verweer en voeren hierin aan dat de rechtbank niet bevoegd is, want enkel de octrooihouder of (onder bepaalde voorwaarden) een licentiehouder kan een inbreukvordering bij het UPC instellen. Ook zou het niet mogelijk zijn om schadevergoedingsvorderingen bij het UPC in te stellen die de eiser via overdracht heeft gekregen.

Omdat de gedaagden in hun preliminaire bezwaar geen van de gronden uit Rule 19.1 RoP hebben aangevoerd, is het preliminaire bezwaar niet-ontvankelijk of althans ongegrond. Het Gerecht van Eerste Aanleg oordeelt dat de door gedaagden aangevoerde gronden geen betrekking hebben op de rechtsmacht en bevoegdheid van de rechtbank onder artikel 32 UPCA, maar alleen op de vraag of de eiser procesbevoegdheid heeft en/of de vraag of de eiser de materiële eigendom van de ingeroepen vorderingen daadwerkelijk heeft verkregen. Deze vragen zijn niet relevant voor de beoordeling van de rechtsmacht onder artikel 32 UPCA. De kwesties die de gedaagden aanvoeren moeten in de hoofdprocedure worden besproken. Het Gerecht wijst het preliminaire bezwaar, inclusief het hulpverzoek af.

UPC CFI CD Milaan 15 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CFI_380/2024 (EOFlow tegen Insulet). EOFlow heeft een verzoek ingediend tot kostenvergoeding. Het Gerecht van Eerste Aanleg oordeelt dat dit verzoek ongegrond is. In casu wordt de beslissing van de voorlopige voorziening gevolgd door een procedure ten gronde of beroep. Naar het oordeel van het Gerecht moet de kostenvergoeding worden beoordeeld op basis van de algemene uitkomst van de hoofdzaak. De beslissing over de kostenvergoeding kan dus nog niet worden genomen. Het Gerecht benadrukt dat een aparte kostenverdeling voor voorlopige voorzieningen terwijl de hoofdzaak nog loopt, niet strookt met de beginselen van proportionaliteit en flexibiliteit zoals vastgelegd in de Rules of Procedure. De verzoeken van EOFlow worden afgewezen zonder inhoudelijke behandeling.

UPC CFI LD Parijs 17 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CFI_440/2023 (Seoul Viosys tegen Laser Components). De rechter-rapporteur geeft een samenvatting van de tussentijdse zitting. Er is besproken dat Photon Wave het door Seoul Viosys bij het instellen van de vordering opgegeven bedrag van € 500.000 betwist. De vordering zou volgens Photon Wave op niet meer dan € 250.000 kunnen worden geschat. Er is geoordeeld dat bruikbare informatie over de omvang van de gestelde schade ontbreekt en dat de waarde van het geschil moet worden vastgesteld op het oorspronkelijk door de eiser aangegeven bedrag van € 500.000. Daarnaast vindt de rechter-rapporteur het niet nodig om getuigen op te roepen, aangezien Seoul Viosys de schriftelijke getuigenverklaringen die zijn ingediend niet heeft betwist. Ten slotte heeft de rechter-rapporteur het tijdstip voor pleidooi vastgesteld.

UPC CFI LD Düsseldorf 17 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CFI_495/2024 en UPC_CFI_739/2024 (Per Aarsleff tegen IMS). De eiser is een inbreukprocedure gestart tegen de verweerders. De verweerders hebben een tegenvordering tot herroeping van het octrooi ingediend. Voor het eind van de schriftelijke procedure hebben de verweerders deze ingetrokken met het verzoek dat de procedure gesloten werd en ze hun kosten gedeeltelijk terugkregen. De eiser was het eens met het intrekken van de tegenvordering tot herroeping en trok zelf de inbreukvordering in. Het Gerecht in Eerste Aanleg staat beide intrekkingen toe en verklaart de procedure voor gesloten.

UPC CFI Noordelijk Baltische RD 17 februari 2024, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CFI_527/2024 (Imbox Protection tegen Brunngård en Footbridge). Imbox, de aanvrager in deze procedure, is houder van een Europees octrooi en heeft een verzoek ingediend tot bewijsbewaring (saisie) en inspectie van eigendommen. De aanvrager verzocht dat inspectie wordt uitgevoerd om bewijs veilig te stellen betreffende het bestaan en de omvang van inbreuken op rechten m.b.t. het octrooi, zonder de verweerders te horen. De verweerders hebben verweer gevoerd en de eiser heeft het verzoek ingetrokken op basis van de verklaring van de verweerders over de functionaliteit van de vermeende inbreukmakende versie. De verweerders maakten geen bezwaar tegen de intrekking, maar handhaafden hun verzoeken om vertrouwelijkheid en vergoeding van juridische kosten en andere uitgaven.

Omdat de aanvrager het verzoek heeft ingetrokken en de verweerders daarmee hebben ingestemd, wordt de procedure gesloten. Verder concludeert het Gerecht van Eerste Aanleg dat er voldoende redenen zijn om het gebruik van de informatie in bijlagen 17-19 door de aanvrager te beperken tot deze procedure en het delen met derden te verbieden. Aangezien de aanvrager haar verzoek heeft ingetrokken en daarmee als de onsuccesvolle partij wordt beschouwd, wordt zij veroordeeld tot vergoeding van de redelijke en evenredige juridische kosten van de verweerders, tot een vastgestelde limiet.

UPC CFI LD München 17 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CFI_15/2023 (Edwards tegen Meril). Meril verzoekt om rectificatie van de beslissing van de Local Division München van 15 november 2024. Het Gerecht van Eerste Aanleg rectificeert een aantal teksten wel en ook een paar niet. De vordering wordt dus gedeeltelijk toegewezen.

UPC CFI CD Parijs 18 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CFI_198/2024 (AYLO tegen DISH). De eiser heeft een vordering tot nietigverklaring ingesteld tegen het octrooi in kwestie bij het UPC en verzoekt nu zekerheidstelling voor proceskosten op grond van R. 158 RoP. Eiser stelt namelijk dat er voor gedaagde het hoogst mogelijke insolventierisico bestaat. Meestal is het de gedaagde die zekerheidstelling verzoekt. Vanwege de vrijwillige keuze van eiser om te procederen, moeten er strikte eisen worden gesteld wanneer de eiser zekerheid verlangt. Het Gerecht van Eerste Aanleg wijst het verzoek van eiser af, want er is onvoldoende bewijs dat zekerheidstelling rechtvaardigt. En ondanks het gebrek aan ingediende informatie over de liquiditeitspositie van DISH door gedaagde zelf, blijft de bewijslast hiervoor bij eiser rusten. Het verzoek van eiser om zekerheid wordt afgewezen.